Neerlandia. Jaargang 70
(1966)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||
‘Algemeen beschaafd’ in Vlaanderen en in NederlandTen aanzien van het gebruik van een regionaal gekleurde taal in Vlaanderen zijn er onder de Nederlandstaligen twee groepen, die min of meer tegenover elkaar staan. De behoudende groep wil het Vlaamse taaleigen behouden, de andere groep is van mening dat moet worden gestreefd naar het zich actief eigen maken van de boven Moerdijkse uitdrukkingen. In het tweemaandelijks orgaan van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, ‘NU NOG’ van januari 1966, zijn representanten van die beide groepen aan het woord. De heer R. Emmermans is voorstander van het gebruikmaken van het algemene Vlaamse taaleigen.
Hij stelt Vlaamse uitdrukkingen en de Nederlandse ‘vertalingen’ als sprekende voorbeelden naast elkaar:
De heer Emmermans acht het zinloos een Nederlandstalige Vlaming te bewegen het Nederlandse woord of de Nederlandse uitdrukking te gebruiken in de omgangstaal, want - zo zegt hij - wat in het taalgevoel verankerd ligt krijgt men er nooit uit! Door nl. die kant uit te gaan zou men 5 miljoen Vlamingen het stevige houvast ontnemen om zich als volwaardige taalgenoten naast hun Nederlandse broeders te plaatsen, omdat een Vlaming geen steun vindt bij een echt Hollands taaleigen. De heer J. Leenen van de andere groep werpt de heer Emmermans tegen, dat er van een ‘algemeen taaleigen’ in heel Vlaanderen geen sprake is. Zo zal de heer Emmermans met zijn tien als voorbeelden gegeven uitdrukkingen echt niet in alle provincies van Vlaanderen terecht kunnen. En dan stelt hij de vraag: ‘Zullen wij dan gaan trachten uit dat grotendeels van plaats tot plaats verschillende, een gemeenschappelijk Vlaams taalgebruik te distilleren, óf zullen wij ons aansluiten bij het gedeelte van ons taalgebied waar zulk taalgebruik (behoudens onvermijdelijke schommelingen) bestaat? En als het waar was, dat “wat in het taalgevoel verankerdligt er nooit meer uit te krijgen is”, wel dan - aldus de heer Leenen - zou alle taalonderwijs niet alleen onmogelijk maar ook overbodig zijn. In “De Standaard” van 9 en 10 januari snijdt de heer Maarten van Nierop in zijn altijd interessante rubriek ‘Taaltuin’ dit probleem ook aan en hem kunnen we indelen bij de groep, waartoe de heer Leenen behoortGa naar voetnoot*). Het blijven spreken van een streektaal, van een dialect dus, schrijft hij toe aan gemakzucht, maar ook aan de gehechtheid aan het vertrouwde en ook aan een gevoel van eigenwaarde, waarbij dus de gedachte voorzit: waarom zou onze taalvorm minder zijn dan die andere?’ Maar, vervolgt hij dan: die andere taal, de algemene taal, heeft hoger maatschappelijk aanzien en de dialectspreker zal herhaaldelijk bemerken dat zijn streektaal als ‘boers’, of ‘plat’ of ‘provinciaals’ geldt. Wil men zich trouwens in woord of geschrift uiten over de hogere dingen des geestes en wil men zich uitdrukken in de sfeer van meer verfijnde beschavingsvormen, dan zal men in het zoveel eenvoudiger dialect-milieu tevergeefs zoeken naar de uitdrukkingsvormen voor vele der meer verfijnde en gecompliceerde elementen des levens. Tot zijn verbazing zal de dialectspreker in Vlaanderen bovendien ervaren, dat hij met mensen uit andere dialect-gebieden of uit ABN-sprekende kringen zelfs geen behoorlijk gesprek kan voeren, omdat men elkaar niet verstaat. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||
Van Nierop constateert dan het volgende: De algemeen-beschaafde taal was eens het voorrecht van een kleine elite. Door de democratizering van de samenleving, en door de spreiding van welvaart en volksontwikkeling, door het gemakkelijke verkeer over grotere afstanden, door het verplicht onderwijs en door krant, radio en televisie neemt van generatie tot generatie een grotere bevolkingsgroep met een toenemende vaardigheid aan het algemeenbeschaafd taalverkeer deel, terwijl de dialecten verzwakken, verarmen en ten dele verdwijnen. Dat is niet het resultaat van een bijzondere aktie voor de standaardtalen, maar van de sociale verschijnselen die we hierboven aanstipten! Zo is het in Frankrijk, in Engeland, in Duitsland, in de Skandinavische landen, in Italië, in Nederland. Dat proces voltrekt zich overal in zekere zin ‘vanzelf’. Bij ons, in het Nederlandstalig gedeelte van België, echter niet. En dat komt doordat hier de aantrekkingskracht van de algemeen-beschaafde taal door verschillende faktoren veel zwakker is dan elders. In Frankrijk, Engeland, Nederland enz. ligt het gewest waarin een elite de toon van het algemeen-beschaafd aangeeft, binnen de grenzen van de staat. Voor Vlamingen, Zuid-Brabanders en Belgisch-Limburgers ligt dat leidinggevende gewest met die toonaangevende groep taalgebruikers echter op het grondgebied van een andere staat - niet in België, maar in Nederland. Wij hebben gesproken over het gevoel van eigenwaarde dat bij dialectsprekers weerstand kan oproepen tegen de overheersende standaardtaal. Het spreekt vanzelf dat die weerstand nog versterkt wordt wanneer die standaardtaal uit ‘een ander land’ komt! Om een voorbeeld te noemen: bij een Noord-Brabantse dialectspreker kan die weerstand aanwezig zijn tegen het uit het gewest Holland afkomstig AB, maar een Zuid-Brabantse dialectspreker kan het gevoel hebben dat hij door AB te spreken niet alleen zijn ‘Brabander-zijn’ maar ook zijn ‘Belgzijn’ verloochent! Het gaat hier werkelijk om ‘Belg-zijn’ tegenover Nederlander, niet om ‘Vlaming-zijn’ tegenover Hollander! Een Vlaming uit Zelzate heeft die extra-weerstand wel te overwinnen, een Vlaming uit Hulst niet; een Brabander uit Turnhout wel, een uit Tilburg niet. Hoe meer men de staatsgrens als een scheidslijn tussen twee scherp onderscheiden naties voelt, des te moeilijker is het voor de taalgebruikers in de ene staat, het taalgebruik van de andere staat als vorm te aanvaarden. Alles wat er sedert de 16de eeuw én sedert 1830 toe heeft bijgedragen Noord en Zuid van elkaar te vervreemden, versterkt tot op de dag van vandaag de weerstand in Vlaanderen tegen het ABN. Die weerstand wordt verzwakt door alles (en dat is gelukkig steeds meer!) wat die vervreemding opheft. Prof. Van Coetsem heeft erop gewezen dat iedere staatsgrens de neiging heeft ook taalgrens te worden. Voor het ABN is in België aktie nodig, omdat in het bewustzijn van de mensen aan de staatsgrens het karakter van de taalgrens moet ontnomen worden. d.K.A. |
|