Gemakzucht
Wij lazen in de Nederlandse kranten onlangs weer enkele voorbeelden van gemakzucht in het taalgebruik. Of moeten wij spreken van luiheid? Luiheid van denken om de goede Nederlandse uitdrukking en het juiste Nederlandse woord te zoeken? Gebrek aan taalgevoel om zelf bv. een nieuw eigen woord of benaming te vinden, die onze taal zouden verrijken. In plaats van het klakkeloos gebruik van vreemde woorden, waardoor onze taal feitelijk verarmt.
‘Zij stalen de show.’
‘Het ja-woord is gevallen.’
‘Bouw van een nieuwe autoweg.’
De eerste zin heeft geen betrekking op een ‘show’ - er werd niet ‘geshowd’ (om een afschuwelijk krantewoord aan de kaak te stellen) - maar op een huwelijksplechtigheid. En wat het stelen betreft, daar was geen sprake van. Waarom moeten zulke mode-zinnen uit het Engels domweg worden overgenomen?
De tweede zin doet een met vreugde en overtuiging gegeven ‘ja’ voorkomen als een vonnis, dat is gevallen. Dat ‘jawoord’ viel helemaal niet, het klónk.
En Nederlanders ‘bouwen’ niet een weg, zoals onze oosterburen, maar leggen die aan, al spreken zij wel van ‘weg- en waterbouw’, maar dan toch meer als verkorting van ‘weg- en waterbouwkunde’.
Hoe het zij, het ‘bouwen’ van wegen doet wat Duits aan.
Tenslotte: dat er ‘koortsachtig’ werd gewerkt aan de voor bereidingen van de feestelijkheden in Nederland ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Beatrix en de heer Van Amsberg hebt u natuurlijk al begrepen.
Nu is die koorts voorbij. Maar ‘koortsachtig’ in onze pers blijft het
P.K.