Spiegel Vlaamse beweging
Z.M. Koning Boudewijn:
‘ik vrees voor de toekomst van het land’
In de buitenlandse (niet-Belgische) pers noemt men België, naar aanleiding van de recente moeilijkheden in het Limburgse kolenbekken, het zieke kind van de Europese gemeenschap, in kringen van de Christelijke Volkspartij spreekt men de vrees uit, dat België onregeerbaar wordt; Z.M. Koning Boudewijn verklaart in zijn antwoord op het ontslag van de regering Harmel, dat in België alle eerbied voor het gezag verloren gaat, en dat hij vreest voor de toekomst van het land
De problemen die de Belgische Staat ondermijnen (en die bovenvermelde uitspraken inspireerden) zijn meestal van sociaal-politieke aard, maar ze worden fel gekleurd door de voortdurende wrijvingen tussen Walen en Vlamingen in de unitaire strukturen. De moeilijkheden tussen beide taalgemeenschappen waren tijdens de voorbije maanden intenser dan ooit. Het wederzijds wantrouwen groeit op onrustbarende wijze en de kaalhoofdige premier Harmel zit met de handen in het haar.
De betwiste problemen zijn zo talrijk, dat wij ons hier zullen beperken tot een overzicht in vogelvlucht. De moeilijkheden worden groter naarmate de unitaire (lees: Brusselse) krachten zich blijven vastklampen aan strikt unitaire oplossingen, waar heel wat Walen en Vlamingen meer en meer het land aan krijgen.
Een voorbeeld hiervan is wel het ‘taalvergelijk’ van het liberale P.V.V.-Congres, dat op 16 januari 1966 plaats vond. Het spreekt van zelf dat de P.V.V., die sinds de laatste voor haar zo succesrijke verkiezingen een stevige en aktieve oppositiegroep vormt, een eigen nationale oplossing voor de taalproblemen voorstelt.
Onder de druk van de Brusselse Liberalen werd het echter een nationale oplossing die sterk in het nadeel van de Vlamingen uitvalt. Het taalvergelijk gooit alle deuren wijd open voor de verdere verfransing van Brussel en Vlaams-Brabant.
Het liberaal Congres stemde voor de versoepeling van de taalwetgeving, wat steeds in het nadeel van de Nederlandstaligen uitvalt. In concreto eist het Congres de terugkeer van de Voerstreek naar Luik, taalvrijheid in het Brusselse onderwijs, nieuwe transmutatieklassen, aansluiting van de randgemeenten bij Brussel, de tweetaligheid van Vilvoorde en twaalf andere Vlaamse gemeenten, vrijheid van taalgebruik in het bedrijfsleven. Verscheidene leden van het Liberaal Vlaams Verbond hebben heftig geprotesteerd, maar zij moesten uiteindelijk zwichten voor de Brusselse moloch en het taalvergelijk werd door het Congres goedgekeurd.
Dit taalvergelijk der Liberalen torpedeert reeds bij voorbaat elke gezonde werking van de Commissie-Vranckx, die moet worden opgericht om de Vlaams-Waalse geschillen door gemeenschappelijk overleg op te lossen. Deze commissie-in-wording is daarenboven voor velen een steen des aanstoots. De Vlaamse rechterzijde (zowel Vlaamse C.V.P. als Volksunie) voelt thans reeds hoe deze commissie een compromissen-machine wordt op de rug en in het nadeel van de normale Vlaamse ontplooiing. In deze Commissie trouwens worden de Brusselaars als gelijkwaardige partners van Vlamingen en Walen beschouwd, voor Vlaanderen betekent dit: één tegen twee.
Een andere twistappel is de uitbreiding van de vrije universiteit Leuven (katholiek) en Brussel (vrijzinnig). Leuven wordt te klein voor de snel aangroeiende studentenmassa. Een logische oplossing ware dat de katholieke universiteit zou gesplitst worden in twee autonome universiteiten, een Nederlandstalige die in de Vlaamse stad Leuven blijft en een Franstalige die naar Wallonië verhuist. Maar niet iedereen vindt dit even logisch. Er werd reeds heel wat betoogd, gezegd en geschreven zowel voor als tegen de splitsing. Prominente figuren uit de professorale en kerkelijke wereld legden talloze uiteenlopende verklaringen af, en de beloften van het episcopaat ten voordele van de splitsing klinken weinig entoesiast en op vele punten tegenstrijdig. Nog bestaat de reële vrees dat de Franstalige afdeling uitbreidt in de richting Brussel, wat nogmaals de verfransing van Vlaams-Brabant in de hand zal werken.
De vrije Universiteit Brussel van haar kant veroorzaakt dan weer andere moeilijkheden. Zij kreeg van de regering ruime kredieten om nieuwe Nederlandstalige afdelingen op te richten. Maar het geld dat voor de Vlamingen bestemd was, wordt besteed voor het aankopen van nieuwe gronden te St.-Genesius-Rode om de Franstalige afdelingen te kunnen uitbreiden. Deze uitbreiding van de Franstalige afdelingen in een gemeente met 75% Nederlandstalige inwoners vormt een middel te meer om Vlaams-Brabant te verfransen.
De bestaande taalwetgeving is te zwak om dit alles te verbieden, en wanneer er toch wetten voorhanden zijn worden zij niet toegepast.
De taalwetten worden te Brussel, o.m. wat het kleuter- en lager onderwijs betreft, reeds drie jaar overtreden. De formulieren die nodig zijn om de taalgroep van de leerlingen te controleren, werden - drie jaar na het vastleggen van de wet - nog niet gedrukt!
De uitvoeringsbesluiten van deze zelfde taalwetten, maar dan op een ander terrein, kwamen alleen klaar voor zover het de vrijwaring van de verworven rechten van de Franstaligen in de Brusselse gemeentebesturen en andere plaatselijke diensten betreft. De andere uitvoeringsbesluiten, interessant voor de Nederlandstaligen, laten op zich wachten. Hiertegen kwam natuurlijk verzet in het Nederlandstalig landsgedeelte. De drie grote fondsen, nl. het katholieke Davidsfonds, het socialistische Vermeylenfonds en het liberale Willemsfonds, publiceerden in november 1965 een protestverklaring, die mede door de Vlaamse afdelingen van het Algemeen Nederlands Verbond en tientallen andere verenigingen ondertekend werd.
En om even terug te komen op het onderwijs, nog twee typische feiten die de discriminatie ten nadele van de Vlamingen illustreert.
De school voor vertalers en tolken te Brussel beschikt over een Franstalige en Nederlandstalige afdeling, maar de Franssprekende afgestudeerden krijgen een licentiaatsdiploma A 5, terwijl de Nederlandstalige afgestudeerden, na het doorlopen van hetzelfde programma, slechts een graduaatsdiploma A 6/1 krijgen. En een ander voorbeeld van discriminatie is het feit dat, in het kader van de bezuinigingspolitiek van de regering, de speciale subsidies voor het zwemmen in de middelbare- en normaalscholen (kweekscholen) werden afgeschaft voor de