Frans Vlaanderen
Een groot Zuid-Vlaming
Dr. J.E. van den Driessche heengegaan
Lode Hoex
Met dr. jur. J.E. van den Driessche, overleden de 10de januari in zijn geboortestad Torkwijn (Tourcoing), is een Zuid-Vlaming heengegaan, die zich sinds 1923 aan de dienst van zijn volk helemaal gewijd heeft.
Eerst advokaat aan de balie van Rijsel, dan algemeen sekretaris van de kamer van koophandel en nijverheid, was hij ongemeen werkzaam op ekonomisch, sociaal en kultureel gebied. Konservator van de plaatselijke musea, richtte hij talloze kunsttentoonstellingen in. Hij zorgde voor heemkundige uitgaven, bezielde literaire kringen. Hij was zelf een gaarne aangehoorde spreker over het verleden van zijn land en het Vlaamse erfgoed.
In de jongste maanden, ondanks zijn slechter wordende gezondheid, pende hij een laatste opstel neer, dat als posthuum werk naar wij hopen in 't licht zal gegeven worden. Het gaat over de werking van het Vlaams Verbond in Frankrijk, zijn bladen en tijdschriften, landdagen, literaire Landjuwelen. Die samenvatting van de geschiedenis van de Zuid-Vlaamse beweging vat het leven van J.E. van den Driessche zelf samen.
Meer dan 40 jaar lang, nam hij een beslissend aandeel in alles wat in Zuid-Vlaanderen voor het onderwijs van het Nederlands, de ontwikkeling van een Vlaamsgezinde geestesgesteldheid, de verdediging van het eigen schoon ondernomen werd.
Een tweede studie laat hij na, die hij vaak opnieuw op het getouw zette en die hij gelukkig ten einde kon brengen: nl. een diepgaande vergelijking tussen de konstanten in de schilderkunst en in de poëzie in Vlaanderen, Zuid-Vlaanderen inbegrepen. Volgens zijn wens zal die verhandeling, waarin men hem met al zijn gaven terugvindt, in het tweede nummer van jaargang 1966 van ‘Notre Flandre - Zuid Vlaams Heem’ opgenomen worden.
Officier in de orde van Oranje Nassau
In dezelfde zin publiceerde hij talrijke brochures en bijdragen om Noord- en Zuid-Nederland en hun kultuur aan zijn landgenoten, en verder in Frankrijk, bekend te maken. Hij schreef ook degelijke werken over de Nederlandse schatten en rijkdommen in de Zuidvlaamse gouwen, o.a. een platenwerk over het Godshuis van Torkwijn, waar hij, door een treffend samenvallen, in de laatste tijd verpleegd werd. Een uitmuntend specialist was hij geworden in de kennis van de Nederlandse tapijtkunst. Zijn bibliografie over onderwerpen met betrekking tot de Nederlanden telt een tachtigtal titels.
De overledene was goed gekend in Vlaanderen. Hij heeft het woord gevoerd op Vlaamse Wetenschappelijke Kongressen en was bevriend o.a. met dr. J. Goossenaerts en mevrouw dr. J. Gabriëls. Toen de Vlaamse Vrienden in Frankrijk hem n.a.v. zijn 60ste verjaardag huldigden, verleende dr. jur. F. Wildiers zijn medewerking.
Te dezer gelegenheid werd hij tot officier in de orde van Oranje-Nassau gepromoveerd. De versierselen van die onderscheiding werden hem de 20ste juni 1961 op zijn ziekbed door de heer Vermeersch, konsul der Nederlanden te Rijsel, uitgereikt.
Als uiterste wil vroeg dr. J.E. van den Driessche dat de Vlaamse Leeuw op zijn graf zou gebeiteld worden.
De begrafenis vond plaats donderdag 13 januari in de hoofdkerk te Torkwijn. De plechtigheid werd ingeluid door het spel van de beiaard (een schepping van J.E. van den Driessche), ter ere van hem die mgr. Clarisse, deken van de stad, van op het altaar ‘de ziel van Torkwijn’ noemde. De afvaardiging van de Vlaamse Vrienden in Frankrijk werd door E.H.J.M. Gantois, de heren Van Hoyweghen, Leys, Foucard, Florin, Hoex geleid.