Neerlandia. Jaargang 70
(1966)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Motie betreffende het wetsontwerp tot oprichting van een vaste commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische taalgemeenschappen.De Kultuurraad voor Vlaanderen juicht het voornemen van de Regering toe de moeilijkheden tussen Franssprekenden en Nederlandssprekenden, tussen Waalse en Vlaamse landstreken, voortaan te beschouwen als moeilijkheden tussen ‘gemeenschappen’. De K.R.V. vertolkt de eenparige overtuiging van alle Vlamingen door er onze Franssprekende landgenoten op te wijzen dat de betrekkingen tussen beide gemeenschappen slechts bevredigend te regelen zijn op voorwaarde dat hun volstrekte gelijkwaardigheid wordt aanvaard en dat elke discriminatie van het Nederlands uit om het even welke overweging wordt geweerd. Het feit dat de Franse taal in de wereld door een groter aantal mensen gesproken wordt en op internationaal vlak een belangrijker communicatiemiddel is dan het Nederlands, kan geen invloed hebben op de rechtsverhoudingen in België, waar de Nederlandssprekenden de meerderheid vormen. De K.R.V. kan dientengevolge niet aanvaarden dat de Vlaamse meerderheid in de minderheid zou worden gesteld door de erkenning van een derde, een Brusselse ‘gemeenschap’. De Kultuurraad ontkent het bestaan van een Brusselse kultuurgemeenschap: de inwoners van Brussel behoren individueel tot één van beide gemeenschappen. De K.R.V. uit zijn bezorgdheid m.b.t. de doelmatigheid van de Commissie voor de verbetering van de betrekkingen tussen de Belgische gemeenschappen. Hij is de overtuiging toegedaan dat dergelijke nietparlementaire procedure onaanvaardbaar is tenzij er aan volgende condities wordt voldaan: a. De Brusselse vertegenwoordigers moeten kennelijk behoren tot hetzij de Nederlandse, hetzij de Franse taalgemeenschap. b. De woordvoerders van iedere gemeenschap moeten persoonlijk representatief zijn voor de betrokken gemeenschap. Met alle waardering voor de inspanning die sommige vooraanstaande francofone Vlamingen zich getroosten om zich te integreren in de Vlaamse gemeenschap en met de erkenning van hun verdiensten op menig gebied, oordeelt de Kultuurraad dat het hoogst onwenselijk is dat van Vlaamse zijde als leden van bedoeld college, personen zouden zetelen die niet in alle opzichten tot de Nederlandse taalgemeenschap behoren. c. In hare samenstelling dient de commissie een brede weerspiegeling te zijn van de politieke strekkingen. Deze eis van een politieke democratie dient zó geïnterpreteerd dat, wat de partijen betreft, ook kleine partijen niet worden uitgesloten en dat oppositionele groepen zouden vertegenwoordigd zijn in de commissie, zodat alle opvattingen in verband met de Staatsstructuur kunnen worden gehoord. De Kultuurraad verheugt er zich over dat de adviezen bij meerderheid van stemmen worden verstrekt en dat er met alle voorstellen objectief rekening gehouden wordt, eventueel door het opnemen van minderheidsnota's. d. Konsekwent democratisch verlangt de K.RV. dat, met toepassing van artikel 10 van het wetsontwerp, ook vertegenwoordigers van niet partij-politieke groepen gehoord worden. De Kultuurraad vraagt zich af of het mogelijk is bedoelde goede betrekkingen tussen de twee Belgische gemeenschappen te bespreken zo lang deze ‘gemeenschappen’ niet als dusdanig erkend worden. Wat betreft de taalwetgeving zelf staat de Kultuurraad op het standpunt, dat de Vlamingen nog steeds de ‘eisende partij’ zijn. De Kultuurraad verzet zich tegen ieder vooruitzicht van zgn. ‘soepele toepassing’ van de taalwetten. De Kultuurraad is van oordeel dat iedere interpretatie en ieder Kon. Besluit van toepassing, moeten uitgaan van de homogeniteit en integriteit van iedere taalstreek, van de gelijkwaardigheid van beide kulturen en talen en dat alle bestuurlijke maatregelen gebaseerd moeten zijn op het principe van volstrekte reciprociteit. |
|