‘De Standaard’ van 28 december 1965: ‘De beroering die thans in Brussel is ontstaan, geldt de vraag of dit Rijkstechnisch Hoger Instituut ook aan studenten van zijn Nederlandse afdeling het licentiaatsdiploma mag uitreiken.
De algemene direktie van de School voor Vertalers en Tolken heeft terzake tegenstrijdige mededelingen gedaan. Vorig jaar en ook onlangs naar aanleiding van de staking heeft de direktie met klem volgehouden dat de nieuwe diplomaregeling voor beide taalstelsels zal gelden. Maar anderzijds werden, onder druk van het departement, de studenten enkele maanden geleden bij de inschrijving grote moeilijkheden in de weg gelegd. Sommigen zijn tot vijfmaal toe moeten terugkeren om ingeschreven te geraken. Voorts trachtte men de Nederlanders te doen inschrijven in de Franse afdeling, en ook als zij dezelfde basisvakken volgden als de Vlamingen werden zij afzonderlijk gegroepeerd met de bedoeling hen later te kunnen overhevelen naar de Franse afdeling, groep basistaal Nederlands (de basistaal is de taal waarin men leert vertalen...).
Overigens is vanouds Vlamingen en Nederlanders het recht ontzegd een andere tweede taal te kiezen dan het Frans, wat hun keuzemogelijkheden tot de helft verminderde.
Bij het begin van het huidige schooljaar is de niveauverhoging met vertraging (op 4 december zijn nog oproepen verschenen) toegepast en uitgewerkt, maar enkel voor de Franse afdeling. Voor de Nederlandse afdeling wordt die verhoging vooralsnog geweigerd. De Vlaamse en Nederlandse studenten voelen zich bedot, en ook de Franstalige studenten zijn niet ingenomen met een dergelijke discriminatie. Men schaamt er zich niet voor de reperkussies in internationale kringen, en met name tot in de hoogste Nederlandse gezagskringen. De Brusselse school valt binnen de bevoegdheid van de ministers Dehousse en Van Bogaert (de heer Dehousse is Minister van Nationale Opvoeding, de heer Van Bogaert is Minister-Staatssecretaris voor Nat. Opvoeding, belast met het Nederlands onderwijs). Minister Van Bogaert mag zich niet om de tuin laten leiden door mooie woorden en zijn rol van voogd over het Nederlands onderwijs verzaken.
Voor de Vlaamse gemeenschap en haar aanwezigheid in Brussel is het van essentieel belang dat de Nederlandse afdeling er niet wordt afgebroken. Verdere bloei en aanzien zijn voor een tolkenschool alleen in Brussel verzekerd: voor een dergelijke school verkiezen velen een kongressenstad en een kosmopolitisch centrum (cfr. Genève en Parijs).
De beste oplossing zou o.i. zijn de oprichting van twee autonome afdelingen voor vertalers en tolken in Brussel, gelokaliseerd in hetzelfde gebouwencomplex, mede om reden van de gemeenschappelijke bibliotheek, didaktische middelen en kontakten.