Lezers schrijven ons
Waakzaamheid bepleit
Men zou deze Oudnederlandse spreuk willen vooropstellen wanneer men over mogelijkheden en gevaren voor de Nederlandse taal in de toekomst wil schrijven. Door het artikel van de heer Combecher in het juninummer van Neerlandia moet menigeen toch wel een stoot gekregen hebben, temeer omdat de heer Combecher geen Nederlander is, maar een Duitser, die veel liefde en energie voor onze taal opbrengt.
Waarom eigenlijk? Er moet toch wel wat in onze taal en literatuur zitten, dat de moeite waard is verdedigd te worden, zelfs door hen, die er geen direct belang bij hebben.
In menig opzicht voel ik mij door dit artikel in mijn theorie, die ik in het februarinummer van Neerlandia geprobeerd heb uiteen te zetten, ondersteund, n.l. dààr, waar Combecher spreekt over het afzakken van de Nederduitse taal in Noord-Duitsland tot een haast onbelangrijk dialect.
In een Europa, waarin de politieke grenzen in de toekomst hun betekenis verliezen en hoogstens administratieve grenzen worden, bestaat de mogelijkheid van een verschuiving der taalgrenzen en een renaissance van het Nederduits met hulp van een sterke Nederlandse taal.
Maar dan mogen de Nederlanders zich niet achter min of meer verzwakte dijken verschansen, maar moeten zij zelfbewust en door idealen gesterkt naar buiten gaan.
Anders gezegd, wij behoeven een actieve taalpolitiek nu. De benoeming van mr. J. Cals tot minister-president heeft me veel hoop gegeven.
Doch onze regering moge het zich en wij mogen het onze regering niet te gemakkelijk maken.
Er staat veel op het programma, en de eisen zijn door het A.N.V. duidelijk gesteld.
1e Wij behoeven een ‘Hoge Raad voor de Nederlandse Cultuur nu.
2e Wij hebben een royale ondersteuning nodig voor hen, die zich buiten onze grenzen voor onze taal inzetten, en deze ondersteuning niet alleen met geld, maar vooral ook met goed materieel om hun gelegenheid te geven hun kennis van de taal en de literatuur te vergroten. Eventueel ook door aanbieding van schriftelijke cursussen.
3e In steden, waar internationale ontmoetingscentra bestaan en daar waar reeds in scholen en volksuniversiteiten onderwijs in onze taal gegeven wordt, mogen Nederlandse boeken in openbare bibliotheken niet ontbreken. Ik denk hier vooral aan onze grensstreken en de steden in het industriegebied.
Wanneer deze punten door een grootscheepse cultuurpolitiek werkelijkheid geworden zijn, dan bestaat er een gezonde basis, waarop met vertrouwen in de toekomst verder gebouwd kan worden. In Nederland moet het nu uit zijn met de fatale rust van: het komt wel in orde. Er moet nu aangepakt worden, vooral door hen, die invloed op de cultuurpolitiek hebben. Zeker, er wordt wat gedaan, maar het vuur smeult nog, het is nog niet opgelaaid tot een vuur van hartstochtelijk willen.
In Duitsland werken reeds velen actief aan dat werk. Laat hen niet vertwijfelen, doch sterk hun werklust door eigen daden.
G. Spiers.