Een eerste lustrum
Centrum nederzetting Arapotí (Brazilië)
v.l.n.r. schooltje, melkfahriek woning predikant, woning onderwijzer
Vijf jaar geleden vestigden de eerste Nederlanders zich in Arapotí, de derde protestantse agrarische kolonie in Paraná, Brazilië. Ter gelegenheid van het eerste lustrum stellen we Arapotí aan u voor.
De kolonie Arapotí werd aangekocht voor groepen kolonisten uit Nederland en mede voor uitbreiding van de kolonies Carambeï en Castrolanda. Ondanks de onder de verwachting gebleven aanwas ‘nieuwe’ immigranten is Arapotí een kolonie die het aanzien waard is.
Op de campô van de verschillende heuvelruggen liggen een veertigtal boerenbedrijven, waarvan de groene weiden met het zwart-bonte vee het Nederlandse visitekaartje vormen.
Voor de nieuw aangekomen immigrant is de eerste aanblik van de glooiende, soms vrij steile kavels vreemd. Maar het duurt niet lang of men weet al niet beter meer. In de op te voeren lustrum-revue wordt overigens wel opgemerkt, dat fietsen alleen op dokters-advies is toegestaan.
De boerderijen zijn produkten van eigen vindingrijkheid. Geen bouw- en schoonheidscommissies, planningsbureaus of wat voor instanties ook, schrijven voor of, waar en hoe gebouwd mag worden. Huizen en schuren verrijzen daar, waar de boer zelf vindt, dat zij het doelmatigst staan. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat op elk bedrijf een persoonlijk stempel drukt en de efficiency opvalt.
Werd blijkens een bericht in een emigratieblad eens de kreet geslaakt: ‘Als er geen andere emigrantenvrouwen zijn, dan die welke vitrage voor de ramen en een karpet op de vloer willen, houd ze dan maar’, gelukkig is in Arapotí de gedachte, dat een gezellig ingericht huis een stimulerende factor is in de eerste plaats voor de huisvrouw, maar ook voor haar man en kinderen.
Het is niet exact aantoonbaar welk verband er bestaat tussen het vestigen van een kolonie en het meer welvarend worden van het dorp of de stad in de nabijheid daarvan. Het is echter duidelijk, dat het stadje Arapotí ook in deze laatste vijf jaar vooruitgegaan is. De koopkracht van de bevolking is vergroot, er is een ruimer assortiment in de plaatselijke winkels, nieuwe zaken en banken hebben zich gevestigd en er is zelfs krotopruiming. Dit laatste moet echter niet al te Hollands worden opgevat, want de vaak zeer eenvoudige houten Braziliaanse huisjes kunnen soms een vergelijking met een degelijk Nederlands kippenhok niet doorstaan. Ongetwijfeld gaat er in de toekomst veel gebeuren op het Braziliaanse platteland.
De verhouding tussen de plaatselijke bevolking en de Hollanders is goed. Als werkgever heeft de Nederlandse boer een goede naam. Een moeilijkheid die over het algemeen niet snel overwonnen wordt is de taal. Het kolonieverband brengt mee, dat het leren van de taal van het land niet altijd primair wordt gezien, terwijl het in feite dat toch is.
Kinderen hebben globaal gezien weinig moeite zich de voor Nederlanders moeilijke Portugese taal aan te leren. Uit voorgaande artikelen over de kolonies Carambeï en Castrolanda is gebleken, dat het Nederlands niet vergeten wordt. Dat is de taal die een schat aan cultuur voor ons openlegt.
Het is fascinerend het ontwaken van het reusachtige Brazilië mee te maken. Als wij er in slagen door onze kennis en kunde positief aan de ontplooiing mee te werken, dan krijgt Arapotí als kolonie een ruim perspectief.
Dat het Algemeen Nederlands Verbond door het zenden van lectuur voor bibliotheek, school en verenigingen ons stimuleert, mag tenslotte niet onvermeld blijven.
C. van Leeuwen, Jaguariaíva, Brazilië.