Neerlandia. Jaargang 69
(1965)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdNederlandMr. F. Bordewijk overledenOp 28 april is de Noordnederlandse schrijver F. Bordewijk op tachtigjarige leeftijd overleden. Zijn eerste werk, de dichtbundel ‘Paddestoelen’, verscheen in 1919, zijn laatste, de roman ‘De Golbertons’, een week voor zijn dood. Van zijn ongeveer veertig werken kent iedere Noord-Nederlander ‘Bint’ (1934) en ‘Karakter’ (1938). Volgens zijn eigen uitspraak was zijn werk de advocatuur en schrijven zijn liefhebberij. Ongetwijfeld behoort hij tot de grote Nederlandse schrijvers uit deze eeuw. | |
Commissie bevordering goed taalgebruikIngesteld is de Commissie bevordering goed taalgebruik, om het onderzoek van de maatregelen, die kunnen worden genomen om een goed gebruik van de Ne- | |
[pagina 86]
| |
derlandse taal - in het bijzonder bij het onderwijs - te bevorderen. Aan deze commissie is opgedragen, omtrent haar bevindingen schriftelijk rapport uit te brengen. In deze commissie zijn benoemd: tot lid en voorzitter: Dr. C.M. Geerars te Amersfoort, inspecteur van het gymnasiaal en middelbaar onderwijs; tot lid en secretaris: P.A. Eggermont te Breda, inspecteur van het lager onderwijs; tot leden: Drs. J.S. ten Brinke te Bilthoven, namens de pedagogische centra lager onderwijs: W.A. Deurman te 's-Gravenhage, namens de pedagogische centra voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs; J.W. Fossen te Heemstede, hoofdinspecteur van het kweekschoolonderwijs; J. Hoogteyling te Abcoude, namens de Raad van Leraren bij het voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs; A.R. Kuiper te Rotterdam, namens het Nederlands Verbond van Directies en Leerkrachten bij het Nijverheidsonderwijs; mejuffrouw G.A. van der Kwast te Amsterdam, inspectrice van het nijverheidsonderwijs; Dr. S.J. Lenselink te Dordrecht, namens de Vereniging van Leraren in Levende Talen; Drs. J.M. Renders te Eindhoven, hoofdinspecteur van het lager onderwijs; A. Segaar te 's-Gravenhage, inspecteur van het nijverheidsonderwijs; J.J. Siljée te Oegstgeest, namens de Commissie van Drie van Kweekschoolorganisaties; G.J. Wenting te 's-Gravenhage, namens de Algemene Nederlandse Onderwijzers Federatie; mejuffrouw A. Wolters te Roermond, namens het Mulo-Verband. (Beschikking van de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. J.H. Grosheide, van 24 maart 1965, D.G.O. nr. 42868 I.) Waarom is Vlaanderen niet in deze commissie vertegenwoordigd? Red. | |
Eerste directeur Ned. ver. v.d. volkszangDe heer Han Koenen is gekozen tot de eerste directeur van de Nederlandse Vereniging voor de Volkszang. De heer Koenen is 35 jaar oud, studeerde muziekwetenschap en kunstgeschiedenis en bekwaamde zich tevens in koordirektie en schoolmuziek. Na 1955 werd hij docent aan het Rotterdams Conservatorium en leraar muziek aan middelbare scholen in zijn woonplaats Eindhoven, waar ook het bureau wordt gevestigd postbus 162 Eindhoven. | |
Raad voor de jeugdvormingOp de plenaire vergadering van de Raad voor de Jeugdvorming, gehouden in Esplanade te Utrecht, hielden de aftredende leden van de Raad: de heren ds. H.U. Buitink en dr. H. Schamhardt toespraken waarvan de tekst is opgenomen in O.K.W.-Mededelingen van 12 april. Ds. Buitink bepleitte o.a. de noodzakelijkheid van een aan een instituut opgeleide volwaardige jeugdleider, die zijn functie niet meer ziet in de ‘tijdelijkheid’, dus een volwaardig beroep met perspectief naar de vervulling van een levenstaak. De aftredende voorzitter van de afdeling Jeugdwerk, dr. Schamhardt, sprak over het onderwerp ‘Van de Landelijke Jeugd Actie Commissie (L.J.A.C.)’ tot ‘de Raad voor de Jeugdvorming.’ Spreker gaf een uitvoerige uiteenzetting over de ingewikkelde subsidieregelingen uit de tijd van de L.J.A.C. en critiseerde het besluit van de Tweede Kamer de leden van de Raad voor de Jeugdvorming geen ambtelijke status te geven, waardoor het zo nodige gemengd overleg tussen overheid en particulieren niet tot zijn recht kon komen. Dr. Schamhardt noemde verder het probleem van het verdwijnen der 15/16-jarigen, zodat het grootste deel van het werkterrein verschuift naar kinderwerk tot 12 maximaal 15 jaar, met het gevolg dat men uit die jeugd al heel moeilijk aanstaande leiders kan kweken. In de toekomst ziet hij de vanzelfsprekendheid van confessionele jeugdorganisaties afnemen, daar de jeugd de geestelijke, godsdienstige beïnvloeding en vorming, die vroeger vanzelfsprekend werd geaccepteerd, nu veel kritischer tegemoet treedt. Coördinatie en samenwerking met anderen, werkzaam op hetzelfde terrein, acht hij onvermijdelijk, wil men de belangstelling van de jeugd voor de bekende vormen van jeugdwerk behouden.Ga naar voetnoot*) |
|