Neerlandia. Jaargang 69
(1965)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdBrabant: nog bind-teken noord-zuid?
| |
[pagina 80]
| |
lapjes grond die men de Belgen sinds het einde van de oorlog her en der in de handen heeft gespeeld, inclusief de beloofde percenten bouwpremies voor de ‘kleine landeigendom’, waarvoor dan vereist is bv. het houden van klein vee. | |
Verschil in volkskarakter?In zijn recente sudie ‘De Nederlanders, innerlijk en uiterlijk’ (Sijthoff, Leiden, 1964, 191 blz.) wijst de Leidse hoogleraar prof. dr. Chorus duidelijk op de indringende invloed van de Hollandse randstad-cultuur op alle Noordnederlandse provincies. Hetzelfde kan van Brussel worden gezegd, met dit verschil evenwel, dat door economische omstandigheden (de ontwikkeling van het industriële steenkolenbekken in het Franstalige Wallonië) de Brusselse cultuurpatroon zich sinds de negentiende eeuw vooral op het zuiden, beter nog Parijs, is gaan oriënteren. Het gaat dus niet op de Vlaams-Hollandse verschillen zo maar uitsluitend op het volkskarakter terug te spelen. Natuurlijk zijn die nuances in het volkskarakter van Noord en Zuid duidelijk aanwijsbaar - en prof. Chorus noemt ze -, terwijl drie eeuwen maatschappelijke-culturele scheiding deze nuances nog hebben doen toenemen; maar het zijn vooral de middelpuntzoekende krachten van de negentiende-eeuwse centralistische staatsstructuren die dit proces zeer hebben versneld en... nog in beweging houden. | |
Achterstand en verwijdering of toenadering?Een andere vraag ten opzichte van de algemeen Nederlandse, dus Vlaams-Hollandse cultuurpatroon, is, of, op dit ogenblik de middelpuntvliedende krachten sterker zijn dan de middelpuntzoekende. Met andere woorden of de maatschappelijke-culturele scheiding tussen Noord-Nederland en ‘het Nederlandse deel van België’ toeneemt dan wel of er stilstand, resp. toenadering valt waar te nemen. De ‘Belg’ is beslist in de materiële betekenis van het woord beter gehuisvest, ruimer, vrijer en individueler; helaas tè ruim, tè vrij, tè individueel, zodat het benijdenswaardige voordeel van de vrije huisvesting omslaat in ‘chaos, vulgarisatie en aftakeling’ wanneer men het geheel beziet van de gemeenschapsopbouw, dorps- en stedebouwkundige aanleg, recreatie- en natuurbehoud. Nogmaals, die klachten worden niet alleen boven de grens geuit! Integendeel, ik beschouw het als een winstpunt - een resultaat van de integratie - dat nu aan beide zijden van de grens een gemeenschappelijke bekommernis is ontstaan over - wat iets té romantisch in deze zakelijk tijd luidt - ons ‘gedeeld domein’. Dit is m.i. het belangrijkste winstpunt van twintig jaar Benelux. Wat pover op korte termijn misschien, maar betekenisvol sinds 1585 en 1830! Weliswaar loopt de doorsnee Belg nog met een ‘Hollander op de neus’ en vele Nederlanders begrijpen niets ‘van den Bels’, maar in de overtuiging van vele leidinggevenden in de culturele en maatschappelijke sector is de vanzelfsprekende noodzaak van verdere integratie op
Cartogram van de intensiteit van het wergverkeer in 1960 in het Benelux middengebied: ook tekenend voor het cultureel verkeer?
veel hechtere argumenten gestoeld dan de wat wilde ‘hoera-kreten’ van enkele, zij het uitermate verdienstelijke idealisten uit de voor-oorlogse tijd. | |
Oorzaken van de ‘stagnatie’Als de integratie, zowel cultureel als economisch, op dit ogenblik blijkt te stagneren of meer genuanceerd beschreven, niet meer hetzelfde groeiritme kent als dit van de jaren 1950-60, is dit omdat de particuliere sector niet meer verder kan. Boven elk idealisme, goede wil en invloed van de particulier, beheersen de bestaande structuren (grens- en administratieve barrières) of ontbrekende infra-structuren (cfr. verbindingswegen tussen Antwerpen-Breda, resp. Tilburg, Eindhoven, Maastricht) die groeiritme. Er zijn duizenden wetten, reglementeringen, ministeriële besluiten en administratieve geplogendheden die op elkaar moeten worden afgestemd. Zolang een in een tentoonstelling te Antwerpen opgehangen schilderij van een Noordbrabantse kunstenaar terug ‘naar het land van herkomst’ moet om daar ‘individueel en officieel ingeklaard, gecontroleerd en getakseerd te worden’, vooraleer de Antwerpse koper het in zijn bezit kan krijgen, zolang zal van werkelijke integratie nauwelijks sprake kunnen zijn. Met andere woorden de Benelux-samenwerking is hoofdzakelijk in een fase getreden van technische wetten- en reglementenaanpassing, van de uitbouw en gemeenschappelijke structuren en contactpunten, waaraan de leek maar bitter weinig doen kan. Het opruimen van die technische barrières vordert langzaam, te langzaam om wat aan weerszijden als noodzakelijk wordt geacht. Men | |
[pagina 81]
| |
bedenke evenwel dat geen enkele wetgever het zich kan permitteren wetten te wijzigen of nieuwe stucturen te vestigen wanneer hij daarin niet wordt aangezet ‘door een sterke en regelmatig tot uitdrukking komende onderstroom van in de bevolking levende denkbeelden en strevingen’ (cfr. mr. L.B. van Ommen in ‘Volksopvoeding’, november 1964, p. 363). Een tweede oorzaak die de relative stagnatie in de Benelux-toenadering verklaren kan, heeft betrekking op die ‘onderstroom’. Ook wie de politieke actualiteit in België slechts van veraf volgt, weet dat die onderstroom met betrekking tot Benelux de laatste twee, drie jaren helaas zelden éénzelfde richting uitgelopen is. Herhaalde uitlatingen in de publicaties van bv. de extreme, maar daarom niet minder invloedrijke drukgroep ‘Le grand Liège’ zijn bewijzen voor de hand. Een paragraaf uit hun recent proza - zie ‘Le Bulletin du Grand Liège’, nr. 53, juni 1964, p. 5 - moge hiervoor volstaan: ‘Nous n'avons pas le droit d'abandonner la partie, et de laisser Benelux aux mains de ceux qui voudraient en faire un bloc politique, servant ainsi la néerlandisation totale de la Belgique et constituant sur le continent, disons les choses comme elles sont, une puissante tête de pont constamment opposée à la politique de France.’ Hiermee liggen de kaarten duidelijk op tafel: België moet traditioneel binnen de politieke (en cultureleGa naar voetnoot*) want dat vormt voor Fransen één begrip) invloedssfeer van Frankrijk blijven, zoals in... 1830. Het zoeken naar een intenser cultureel samengaan binnen het Nederlandse taalgebied zal derhalve onvermijdelijk afhankelijk zijn van de oplossing van constitutionele vraagstukken in België zelf. Onze Waalse vrienden zullen overtuigd moeten worden dat de Europese integratie andere economische, culturele en politieke ‘leefruimten’ zal scheppen, die niet noodzakelijk met elkaar zullen samenvallen, zoals dat veelal bij de negentiendeeeuwse staatsvorming gebeurde. Toch zullen de vroegere staatkundige verbanden een relatieve betekenis blijven behouden, al was het maar omdat het verleden in het heden en de toekomst onvermijdelijk blijft voortspelen. Ook de Benelux-ruimte, op economisch gebied niet eens een einddoel meer - onlangs nog duidelijk gesteld in een toespraak van de Nederlandse secretaris-generaal van economische zaken - zal, bij welke evolutie ook, toch steeds een dichter nabij en dus reëler levenskader blijven uitmaken binnen het Europese geheel. Het ‘opschuiven’ van de economische en politieke grenzen binnen een supra-nationaal Europa zal onmiddellijk het vraagstuk van de andere maatschappelijke invloedssferen stellen, met name de culturele. Die grenzen zullen anders liggen en de Europese integratie op cultureel gebied zal volgens andere normen en afspraken moeten geschieden dan dit voor de economische en politieke integratie nodig was; zo bv. voor wat betreft het handhaven, resp. cultureel integreren van verschillende onder verscheidene staatkundige jurisdictie vallende gewesten van éénzelfde cultuurgebied. De middelpuntzoekende en middelpuntvliedende krachten zullen zich op andere, meer aan deze twintigste-eeuwse tijdsbehoeften corresponderende krachtpolen gaan afstemmen. Brabant zal in dit proces een eigen rol te spelen hebben en mét Brabant alle Brabanders zo boven als onder de ‘schreef’. Wij mogen ten opzichte van de culturele integratie niet het gevaar lopen achteraan te komen, eens de technische vragen zijn opgelost (lees: de verbinding tussen Antwerpen en resp. Tilburg, Eindhoven en Breda binnen één Daf-uurtje zal liggen; lees: wanneer de diploma's van hogescholen en universiteiten in de Benelux zullen zijn gelijkgesteld, de studie-stipendia in beide landen bruikbaar, de effectus civilis aan weerszijden geregeld). Specifieke noord-zuiddrukgroepen als de Benelux-comité's en het Algemeen Nederlands Verbond behouden een allerbelangrijkst werkterrein. Hun standpunten en hun inspanningen zullen moeten kunnen steunen op de gelegenheidsstandpunten en gelegenheidsmanifestaties van andere verenigingen. |
|