Zuid-Afrika
Een delicaat punt is Zuid-Afrika. Daar heeft zich, als dochtertaal van het Nederlands, het Zuid-Afrikaans ontwikkeld. Terwijl men in een vroegere periode zich beijverde om het anders-zijn van het Afrikaans tegenover het Nederlands te benadrukken, verschijnen er thans steeds meer publikaties, waarin Afrikaanse taalkundigen het volstrekte Nederlands karakter van het Afrikaans beklemtonen.
Het ontstaan van het Afrikaans is geen verlies voor het Nederlands geweest, het heeft het Nederlands in Zuid-Afrika gered. Het Hoog-Hollands was een stijve boekentaal geworden, zoiets als het Kerkslavisch, daarnaast tierden de dialecten, maar als beschaafde omgangstaal won het Engels steeds meer veld. De verheffing van het Afrikaans tot landstaal heeft aan die verengelsing een halt toegeroepen. Als we over de rol van het Nederlands in de wereld spreken, mogen we zonder aarzeling bij onze 17 miljoen, 3 miljoen Afrikaners optellen.
Hoe moeten we hier de mogelijkheden voor de toekomst schatten?
Ik behoef wel niet uit te weiden over de apartheidspolitiek en over de situatie waarin Zuid-Afrika door die politiek in de wereld verkeert. Men kan in de toekomst van onze taal in Zuid-Afrika een hard hoofd hebben, in verband met de bange verwachtingen van politieke aard.
Men kan ook zelf een tegenstander van de huidige politiek van de Zuidafrikaanse regering zijn, zich tot haar vijanden rekenen.
Men zou dit echter met bloedend hart moeten zijn - niet alleen wegens die politiek zelf, maar ook wegens de gevaren die daar voor het verreweg belangrijkste uitstralingsgebied van onze taal en cultuur dreigen.
Ik spreek me hier in geen enkel opzicht uit over deze politiek. Wel zou ik er met klem op willen wijzen dat wij, sprekend over onze 17 miljoen in Europa, daar ook onze felste politieke tegenstanders toe rekenen, voor zover zij onze taal spreken. En het zou vanzelf moeten spreken, dat wij evenmin zouden vergeten, die 3 miljoen Zuidafrikaners in onze overwegingen over de rol van het Nederlands in de wereld te blijven betrekken!
Van ons zou zelfs een meer directe belangstelling voor de onmiskenbare problematiek van dit land verwacht mogen worden dan van anderen: wij behoeven immers niet uitsluitend af te gaan op wat anderen over deze zaken schrijven, doch zijn - met een geringe inspanning - in staat te lezen en te begrijpen wat de Afrikaners zelf daarover aan mededelingen en argumenten aanvoeren.
Tot zijn en onze spijt, was prof. Walter Thijs, de organisator van de colloquia in de Neerlandistiek verhinderd, heden in ons midden te zijn. Ook hij is een van die mannen die bewijzen dat een echt taal- en cultuurbesef, zelfs van één man, kansen niet alleen grijpt maar ook schept. Was het niet voor velen in Nederland en in België een openbaring dat er op het ogenblik aan 80 universiteiten in de gehele wereld Nederlands gedoceerd wordt? Ook hier ligt nog een geweldig terrein braak voor een gemeenschappelijke Nederlands-Belgische cultuurpolitiek. Niemand kan zich meer achter onwetendheid verschuilen nadat prof. Thijs de kansen heeft aangewezen die hier liggen.
Telkens hoort men van verschillende zijden dat er in de wereld voor onze taal veel meer sympathie en belangstelling bestaat dan wij denken. Toen Radio Wereldomroep Nederland er in 1963 aarzelend toe overging Nederlandse lessen uit te zenden, hoopte men op 300 deelnemers. Het waren er onmiddellijk 1000, uit 47 verschillende landen en in 1964 is de cursus nog aanzienlijk uitgebreid.
Er zijn velerlei hoopgevende tekenen dat het Nederlands, de taal van zeker 20 miljoen mensen, in de wereld geenszins op de terugweg is, dat er kansen zijn voor onze taal. Om die kansen te kunnen grijpen en gebruiken, moeten wij sterk zijn: in de Lage Landen en als Lage Landen in Europa en in de wereld.
Expansie en het spelen van een belangrijke rol is niet ons doel, doch het een zowel als het ander zal het natuurlijk gevolg zijn van de ijver en de bekwaamheid waarmee wij er naar streven in Europa en de wereld een werkelijke waarde te vertegenwoordigen.