[Onderwijs in de Nederlandse taal aan kinderen van Nederlandse nationaliteit in West-Duitsland (vervolg)]
vervolg blz. 62
F. Everts, R. Kuitert, I.v.d. Velde en A.W. Wagner: Onze Moedertaal.
De didactische voordelen zijn, dat de leerboekjes rijk geïllustreerd zijn, en zo het begrijpen van de tekst vergemakkelijken, en de stof over een groot aantal dunne boekjes is verdeeld. Hierdoor is het mogelijk bijna individueel les te geven; een vluggerdje hoeft zich niet te vervelen, omdat het te langzaam gaat, en een minder vlugge hoeft niet te vrezen dat het te snel gaat. De boeken vallen zeer in de smaak bij de leerlingen.
De leerlingen zelf vormen ook een grote moeilijkheid. De leeftijden lopen uiteen van 8 tot 18 jaar, zij komen uit verschillende maatschappelijke lagen, hebben een verschillend intellectueel peil, en komen tenslotte uit gezinnen, die òf helemaal Nederlands zijn, òf met een Duitse moeder, waarbij de vader dan nog wel of niet in Nederland geboren kan zijn. Hieruit blijkt wel, dat het lesgeven aan deze kinderen niet vergeleken kan worden met b.v. een cursus aan een Volksuniversiteit of die aan een middelbare school. Het is werkelijk een moeilijke taak deze heterogene deelnemers goed onderwijs te geven.
Op het programma staan ook nog onderwijs in de aardrijkskunde van Nederland en geschiedenis. Helaas ontbreekt in de praktijk meestal de tijd om hieraan veel aandacht te besteden. En toch is dit laatste een belangrijk vak. Een Nederlands kind, dat enkel de taal kent, maar niets van onze geschiedenis weet, blijft niet anders dan een welwillende toerist. In de meeste gevallen zal het van weinig belang zijn, maar toch kunnen situaties ontstaan,