Onderwijs in de Nederlandse taal aan kinderen van Nederlandse nationaliteit in West-Duitsland
⋆ Mevr. C.A. de Jong-Bauling
Reeds voor de tweede wereldoorlog organiseerde de Nederlandse Bond in Duitsland, financieel gesteund door een hulpcomité in het vaderland, cursussen in de Nederlandse taal, speciaal bestemd voor kinderen van in Duitsland wonende Nederlanders. Daar dit echter voor mijn tijd valt, wil ik hierop niet verder ingaan. Alleen dit: Bond en aangesloten verenigingen profiteren nòg hiervan, omdat zij mensen vonden, die het Nederlands voldoende machtig waren, om een functie in het bestuur te vervullen.
Spoedig na de oorlog werd de behoefte aan cursussen opnieuw gevoeld. In Nederland was het Comité ter behartiging van de belangen der in Duitsland wonende Nederlanders opgericht. Dit stelde zich in verbinding met wijlen de heer H. de Haan, destijds secretaris van de Nederlandse Bond in Duitsland. Richtlijnen voor cursussen, die door de Nederlandse regering financieel gesteund zouden worden, werden vastgelegd; als contactpersoon van Nederlandse zijde zou optreden de heer Bannenberg te Roermond, oud-inspecteur van onderwijs, terwijl de heer Evers te München-Gladbach de Bond zou vertegenwoordigen.
In 1959 nam ik deze laatste functie over, daar de heer Evers geen tijd meer kon vinden voor dit werk. Ondertussen was gebleken, dat verschillende richtlijnen, speciaal betreffende de salariëring, het vereiste minimum aantal deelnemers, leeftijdsgrens, onhoudbaar waren geworden. Helaas moest nog anderhalf jaar op de oude basis verder gewerkt worden, daar ook de heer Bannenberg wegens ziekte zijn functie neerlegde. Het bleek toen, dat ook het bovengenoemde comité niet meer bestond, zodat geheel opnieuw moest worden opgebouwd. Deze overgangstijd duurde tot oktober 1961, toen aan de Nederlandse Bond direct een subsidie werd toegekend, en ons weer een contactpersoon werd aangewezen, en wel de heer drs. Ackermans, hoofdinspecteur L.O. te Nijmegen. In de overgangstijd mocht de Bond buitengewoon veel steun ondervinden van de heer Hoogendoorn, toentertijd chef van de afdeling Pers- en Culturele Zaken bij de Nederlandse ambassade te Bonn. Ik mag hier meteen vermelden, dat de samenwerking met deze afdeling steeds aangenaam is geweest, en wij altijd een open oor vonden voor onze moeilijkheden.
Verschillende moeilijkheden konden nu worden opgelost; o.a. kon de vergoeding voor de docenten meer worden aangepast aan dat, wat de Duitse instanties in dergelijke gevallen betalen. Het vereiste minimumaantal deelnemers werd verlaagd, de leeftijdsgrens echter verhoogd. Bovendien konden nu ook de reiskosten voor de kinderen uit de subsidie vergoed worden. Dit was zeer belangrijk, daar anders de verspreid wonende Nederlanders geen mogelijkheid gehad zouden hebben hun kinderen te laten deelnemen, wegens de hoge kosten.
Een zeer grote moeilijkheid vormde het zoeken naar geschikt leermateriaal. Weliswaar bestaan in Duitsland verschillende methoden om het Nederlands te leren, maar deze zijn òf te veel op toerisme ingesteld, òf te zeer op het onderwijs aan volwassenen van een bepaald intellectueel peil. Alle hebben het, voor onderwijs aan kinderen, grote nadeel, dat de stof in één band is ondergebracht, en ze geen illustraties bevatten. In overleg met de heer Ackermans werd besloten een directe methode te volgen, en wel volgens onderstaand systeem.
M.B. Hoogeveen, Jan Ligthart, H. Scheepstra: Zes leesboekjes bij Hoogeveens leesmethode.
Jan Ligthart en H. Scheepstra: Pim en Mien.