kwam om de beschikbare mensen, al minder om de spoorwegaansluiting en maar weinig behoefte had aan aansluiting te water, die overigens wel aanwezig is. Redelijk voorzover het betreft het kanaal van Maasbracht naar 's-Hertogenbosch in Noord-Brabant, slecht en zelfs niet volledig waar het gaat over de verbinding van het Albertkanaal in Belgisch Limburg en Venlo.
Zuid-Limburg met zijn half miljoen inwoners valt duidelijk in vier onderscheiden gebieden uiteen. In het zuidwesten ligt Maasbracht, een zeer oude stad, die - dank zij de Maasovergang - een belangrijk verkeersknooppunt kon worden voor het wegverkeer, al bestaan er vele wensen voor de verbetering van het kruispunt, voor het waterverkeer door de opheffing van de stop van Ternaaien, die toegang geeft tot het Belgische Albertkanaal, voor het spoorwegverkeer, waar Maastricht wel een verbinding heeft met Aken en Keulen, maar niet meer met Hasselt en Antwerpen. Het Maastrichtse is dicht bevolkt, er is een behoorlijke industrie, die in zijn uitbreiding geremd wordt door gebrek aan mensen, en die iets meer verscheiden kon zijn. Maastricht is de provinciale hoofdplaats met alle gevolgen van dien. Het behoort verder tot de drie steden van ‘Het Land zonder Grens’, een welvaartswensdroom, die in het wordende Europa een zekere kans van slagen heeft, waarmee duidelijk mag zijn, dat vooral de grens met Belgisch Limburg lang afsluitend is geweest, wat als een knellende druk gevoeld wordt.
In het zuid-oosten vinden we een heuvelachtige streek, het voorland van het Ardennenmassief, die om zijn lieflijkheid door vele toeristen bezocht wordt, en die zich dan ook steeds meer op de toeristenindustrie toelegt, met aan kop het bekende centrum Valkenburg. Aangezien hier duidelijk sprake is van een seizoenbedrijf, valt in dit gebied een verborgen werkloosheid te signaleren, die met name verborgen wordt door veel werken in de grote plaatsen, ook en met name over de grens.
In het noord-oosten van Zuid-Limburg ligt de Mijnstreek, met als centrum Heerlen, op afstand gevolgd door Kerkrade en Hoensbroek-Brunssum. Het was een welvarend mijnbouwgebied, dat zich door de huidige Europese energiepositie wat de mijnbouw betreft staande weet te houden met antracietproduktie, en die verder zich ontwikkelt tot een metaal- en textielcentrum van betekenis. Dat neemt niet weg, dat vooral in het oosten van de streek, Kerkrade en omgeving, waar de oudste mijnen liggen, een verborgen werkloosheid slechts gecamoufleerd wordt door een sterk ontwikkeld grensgangerschap. De streek kan zijn eigen mensen dus niet meer tewerkstellen, ondanks een snelle ontwikkeling van de industrie. Heerlen ligt aan de nog niet gereed zijnde autoweg van Keulen-Aken naar Geleen en verder Antwerpen. Men meent, dat de nog altijd gevaarlijk eenzijdige industriële positie verbeterd zou kunnen worden door een kanaalverbinding met de Maas. Dit kanaal zou dan om de Noordrand van het heuvelvoorland geleid moeten worden, met insteekhavens naar Heerlen en Aken, een Duits-Nederlandse kwestie dus, die een derde Maas-Rijnverbinding te bieden heeft, maar die niet zo snel aan verwezenlijking toe zal zijn, evenmin trouwens als de kanalenplannen van Venlo en Roermond.
In het noord-westen ligt de nieuwe Mijnstreek, met als centrum de plaatsen Sittard en Geleen, die neiging vertonen aan elkaar vast te groeien. In deze streek delven slechts twee, maar dan zeer grote mijnen in hoofdzaak vetkool, en op basis daarvan is westelijk van Geleen een uitgebreide chemische industrie ontstaan, die op de achtste plaats van de wereldranglijst prijkt. Olie wordt tegenwoordig ook als grondstof gebruikt, aardgas zal in de nabije toekomst zijn warmtesteentje bijdragen. De chemische industrie is sterk kapitaalintensief, maar stelt duizenden mensen direct in staat er hun brood te verdienen, terwijl een bonte rij toeleveringsbedrijven hun ontstaan aan de koning van de streek te danken hebben. Twee flinke havens aan het Julianakanaal onderstrepen het belang van de nieuwe Mijnstreek, een autoweg naar het Westen, de E9 nadert zijn voltooiing, het is het moderne Limburg, dat zich hier van zijn beste zijde toont. Ook hier is metaal- en textielnijverheid te vinden. De Brunssumerheide heeft veel zand- en kleigroeven en steenfabrieken zijn hier niet veel minder dan in de oude Mijnstreek.
In het kader van BeNeLux zou het onjuist zijn Limburg alleen in Nederland te laten liggen, Belgisch Limburg behoort er van nature bij, door de taal en het karakter van zijn bevolking, maar nog meer bepaaldelijk door zijn ligging. Lange tijd is dit geografisch tweezijdig gebied, n.l. Kempisch plateau en Hagheland, een verwaarloosde grootheid geweest. De komst van de zeven Kempische mijnen en nog meer de aanleg van het Albertkanaal hebben voor het gebied de mogelijkheid geschapen mee te doen in de welvaartsopgang van de naoorlogse dagen; die kans is in Belgisch Limburg dan ook gegrepen. Plaatsen als Hasselt, de hoofdplaats, en Genk getuigen in hun uitbreiding daarvan, maar ook in het Noorden van het Kempisch plateau krijgt men de smaak te pakken en ontwikkelt de werkgelegenheid zich gunstig, al pendelen nog veel Belgen naar Nederlands Limburg, zogoed als naar Luik of Antwerpen. En hier opent zich het perspectief van Limburg in de BeNeLux. Tussen de randstad Holland en de grote steden van West-België enerzijds, de Belgische industriële driehoek en het Ruhrgebied anderzijds, ligt een gebied, dat nog betrekkelijk leeg is, en waarin zich eilandjes van industriële activiteit hebben ontwikkeld. Die leegte ligt slechts in hoofdzaak in de beide Limburgen en het zuid-oostelijk deel van Noord-Brabant, is dus een zaak, die in de eerste plaats de bevolkingen van deze provincies aangaat. Ze dient opgevuld te worden - door middel van kanalen, spoor- en landwegen - om de verbinding tot stand te brengen tussen de kust en het hart van Europa, de bewonings- en de welvaarts- dus industriële verbinding. Dat hart ligt tussen Hamburg, Basel en Duinkerken. En in dat gebied ligt Limburg in het midden.