Kan een groepering zoals LINKS niet een nuttige Vlaamse zuurdesem zijn in de schoot van het socialisme?
Opbouwende kritiek heeft altijd waarde, maar niet indien deze negatief blijft en wanneer ze niet meer rekening houdt met de huidige reële toestand. Zij staan revolutionaire principes voor die in een Staat met aanhoudende hoge conjunctuurs irreëel aandoen. Ik meen dat het thans in Vlaanderen, sociaal-economisch gezien, helemaal niet slecht gaat, en de veranderingen die LINKS eist, zijn dus wel wat opgeschroefd.
Daarenboven verwijt ik de mensen van LINKS, dat zij zich, niettegenstaande hun Vlaamse gezindheid, te veel door de Waalse groep LA GAUCHE lieten leiden.
Wat is het standpunt van de B.S.P.t.o.v. het federalisme?
Het merendeel van de socialisten is tegen het federalisme, afgezien van een kleine groep Walen. Zij die het federalisme verdedigen kunnen hun stem laten horen op de partijcongressen, maar uiteindelijk moet iedereen zich neerleggen bij de democratische meerderheid. En in dit geval is deze meerderheid anti-federalistisch.
Persoonlijk ben ik tegen het federalisme, omdat het een log bestuursapparaat betekent. Wanneer men Brussel er bij neemt (dus naast Vlaanderen en Wallonië), dan krijgen wij een driedubbele administratie, drie parlementen, zelfs drie centrale uitvoerende machten. De centrale macht moet noodzakelijk optreden voor allerlei sectoren, zoals financiën, havenpolitiek, landsverdediging, spoorwegen, enz. Deze centrale macht zou uiteindelijk tóch alle belangrijke beslissingen nemen, wat tot gevolg zou hebben, dat er minder zou gedecentraliseerd zijn, dan men op het eerste gezicht zou vermoeden.
Daarbij constateren wij, dat in de federaal gestructureerde landen thans overal de neiging bestaat om de centrale macht weer te versterken. Waarom zouden wij dan ijveren voor het omgekeerde?
De beste oplossing voor dit alles is dat in het kader van de unitaire staat het gevaar van minorizatie door een degelijke wetgeving zou worden onderschept. Dan wordt het federalisme overbodig.
De B.S.P. is dus wel degelijk tegen federalisme. Wat is echter haar houding t.o.v. cultuurautonomie en economische deconcentratie?
Wel, de culturele dualiteit van België indachtig, is de B.S.P. voor de cultuurautonomie. De B.S.P. keurde trouwens de oprichting van twee cultuurraden goed. Omdat echter sommige Vlaamse socialisten vreesden dat ze in de Vlaamse cultuurraad door het confessionele element zouden overspoeld worden, eisten ze dat 1/3 van de raad het recht zou hebben verzet aan te tekenen, wanneer tegen een bevolkingsgroep werkelijk discriminerende maatregelen zouden getroffen worden.
Wat de economische deconcentratie betreft is het natuurlijk logisch, dat de regering de economische expansie in bepaalde gebieden zou stimuleren. Men spreekt hier van testgebieden en van regionale economie, maar ik meen dat men hier de reële mogelijkheden van de regering niet mag overschatten, want uiteindelijk is het steeds de ‘geldschieter’, nl. de binnenlandse en vooral de buitenlandse investeerder die beslist wáár ze hun kapitaal zullen investeren.
U hebt daar juist reeds het woord ‘minorizatie’ gebruikt. Wat denkt u persoonlijk, professor, over het zoveel geciteerde gevaar van minorizatie van de socialisten in een eventueel federaal Vlaanderen?
Eerlijk gezegd, ik heb weinig schrik voor minorizatie, met of zonder federalisme. De Vlaamse jeugd is niet meer zo fanatiek als vroegere generaties. Het feit of iemand al dan niet gelovig is beschouwen de jonge mensen als een privé-aangelegenheid en het wordt dan ook minder en minder een aanleiding tot allerlei wrijvingen. De jeugd is verdraagzaam en heeft een hekel aan elke enge houding. Aldus worden de verschillen van religieuse en ideologische aard overkoepeld en vermindert het gevaar van minorizatie.
Over welke mogelijkheden beschikken de Vlaamse socialisten om hun stem te laten horen in het unitaire partijstelsel?
In de B.S.P. treedt men niet op als taalgroep. Wij beschikken niet over een Vlaamse vleugel zoals de C.V.P. en ook niet over een para-politieke groepering zoals het Liberaal Vlaams Verbond om de stem van de Vlaamse vertegenwoordiger te laten horen. Ik zou zeggen: op onze Congressen beschikt elkeen over zijn eigen stem en de meerderheid van stemmen haalt het. Dit is democratisch en eenvoudig, en het heeft het voordeel dat aldus het ‘arbeidersfront’ niet verdeeld wordt. Principieel houdt men dus geen rekening met de twee taalgroepen, maar in de praktijk gebeurt dat natuurlijk wèl. Zo zijn bijvoorbeeld in de leiding van de partij de twee taalgroepen zoveel mogelijk evenredig vertegenwoordigd.
Hoe ziet u, professor, het probleem van de universitaire expansie?
Hierover kan natuurlijk veel gezegd worden, maar ik wil me beperken tot enkele hoofdpunten. Hoe dan ook, de regeringspolitiek wat betreft de universitaire expansie is voor mij totaal onbegrijpelijk. Het huidige plan voor de spreiding van het hoger onderwijs is foutief. Zo heeft het geen zin nieuwe kandidaturen op te richten, wanneer niet eens voldoende middelen voor handen zijn om de bestaande universitaire centra volwaardig uit te bouwen. Men zou op de eerste plaats de bestaande universiteiten moeten verbeteren. En dit is niet alleen een kwestie van geld. Thans is het reeds moeilijk in de bestaande universiteiten voldoende degelijk wetenschappelijk personeel te vinden. Wat Leuven betreft zou een splitsing normaal zijn: studenten zijn daar werkelijk tè talrijk geworden en daarenboven zou de splitsing een normale toepassing van de taalwetgeving met zich mee brengen.
En nu een ander aspekt. Het huidige plan van de regering bestendigt het naast elkaar bestaan van confessionele en nietconfessionele universiteiten. Ook dat is foutief. Men zou moeten zoeken naar pluralistische formules. Dat kan de universele geest van de universiteiten slechts bevorderen.
Ook de opvatting dat elke streek haar eigen universiteit moet bezitten is ongerijmd. De moderne verbindingsmogelijkheden maken het iedereen gemakkelijk ook in een andere provincie verder te studeren.
Is elke vorm van spreiding dan uit den boze?
Toch niet. Er bestaat wèl een gezonde vorm van spreiding, nl. spreiding volgens het principe van specialisatie. Zo zou het normaal zijn, dat bv. Antwerpen als haven zou beschikken over een volwaardige sectie ‘scheepsbouw’. Maar in dit geval moeten de andere universiteiten afstand doen van deze sectie. Anders komt het weer tot een versnippering van krachten met al de nadelige gevolgen van dien.
Welke is voor u, als hoogleraar en als socialist, uw grootste bekommernis in Vlaanderen?
Dit is natuurlijk een zeer ruime vraag. Maar ik wens hier terug te komen op iets wat ik reeds heb aangeraakt bij een vorige vraag. Mijn belangrijkste bekommernis is, dat de Vlamingen beter zouden beseffen, dat het niet zozeer van allerlei instellingen afhangt, maar wel van hun individuele inspanningen, of de Nederlandse cultuur in Vlaanderen al dan niet tot een volwaardige bloei zullen komen. Wij moeten weten dat, wat we ook doen op cultureel en wetenschappelijk gebied, het resultaat hiervan op een universeel peil dient te staan, zoniet dan zullen wij ons in het toekomstig Europa niet kunnen dóórzetten. Wij mogen ons niet laten leiden door regionale aspekten en té enge bekommernissen. Wij moeten ons inschakelen in de grote universele problemen.
J.S.