[Nummer 3]
Hoger onderwijs en Nederlandse integratie
De vernederlandsing van de Gentse universiteit vormde in de eerste decennia van deze eeuw de hoofdeis van de Vlaamse Beweging. Uitbreiding van het universitair onderwijs in Vlaanderen is nu een van de belangrijkste Vlaamse programmapunten. Uitbreiding van het hoger onderwijs wordt overal, ook in Nederland, beschouwd als een dringende noodzaak. Het is daarom zonder meer duidelijk, dat een algemeen-Nederlandse integratie tevens gestalte zal moeten krijgen in een integratie van het hoger onderwijs in Noord-Nederland en van dat in Vlaanderen. Een eerste stap tot een dergelijke integratie is de invoering van de effectus civilis voor universitaire diploma's, d.w.z. dat houders van die diploma's in het andere land dezelfde bevoegdheden bezitten als in het eigen land. Een gemengd Nederlands-Belgische commissie houdt zich thans bezig met dit vraagstuk en schijnt reeds voorstellen aan de beide regeringen gedaan te hebben. De wederzijdse toekenning van de effectus civilis aan Nederlandse en Belgische universitaire getuigschriften is tevens van groot belang voor de algemeen-Nederlandse integratie, maar het is, zoals gezegd, slechts een eerste stap. Het zal vervolgens noodzakelijk zijn, niet alleen om ideële motieven, maar ook en vooral omdat de praktijk er toe zal dwingen, de universitaire programma's en vooral de exameneisen in Noord-Nederland en Vlaanderen, die thans nog ver uit elkaar liggen, meer op elkaar af te stemmen. Dit is noodzakelijk, wil in eenzelfde taalgebied de invoering van de effectus civilis niet tot moeilijkheden leiden. Denken wij slechts aan de huidige grote verschillen in de leraren-opleidingen.
Nog belangrijker is echter een dergelijke gelijktrekking van de universitaire programma's, als men ooit wil komen tot een gezamenlijk beleid van universitaire expansie. Dit laatste is vooral van belang voor het Beneluxmiddengebied. Een universiteit in Antwerpen zou tevens een achterland moeten hebben in Noord-Brabant, de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg en de Technische Hogeschool te Eindhoven tevens in de aangrenzende Vlaamse gebieden. Zo in het uiterste zuidoosten van het Nederlandse taalgebied hoger onderwijs moet komen, dan is de logische en zakelijk enig aanvaardbare oplossing een universiteit voor Nederlands en Belgisch Limburg tezamen. Algemeen-Nederlandse integratie voorkomt hier een versnippering van krachten en een verspilling van geld.
Het is uitermate wenselijk, dat het overleg over heel deze materie reeds nu op gang wordt gebracht, mede opdat bij de huidige beraadslagingen over de culturele autonomie in België en de expansie van het hoger onderwijs geen besluiten genomen worden, die in een later stadium een gezamenlijk Noord-Nederlands-Vlaams beleid op universitair gebied sterk zouden belemmeren.