Studentenstaking in België
Het schoolvraagstuk in België behoort, samen met het taalprobleem, tot de constante twistpunten van de Belgische politiek sinds meer dan een eeuw. Het hoger onderwijs ontsnapt niet aan die regel.
Er zijn in België vier volwaardige universiteiten, waarvan twee Rijksuniversiteiten (elk ongeveer 6.000 studenten) te Luik (met het Frans als voertaal) en te Gent (met het Nederlands als voertaal) - zij werden beide gesticht door Koning Willem I - en twee vrije universiteiten, de Rooms Katholieke Universiteit te Leuven met twee taalsecties en ongeveer 9.000 Nederlandse en 8.000 Franse studenten, en de Vrije (in de betekenis van niet-dogmatisch gebonden) Universiteit te Brussel met ± 7.700 studenten, waarvan een 900-tal in de Nederlandse sectie. Verder bestaan er een tiental facultaire centra, zowat overal in het land verspreid, maar vooral in het Franstalige landsgedeelte en te Brussel.
De behoefte aan een universitaire expansie is vooral groot in Vlaanderen (slechts 42% van de Belgische studenten zijn Nederlandstaligen, terwijl 62% van de totale Belgische jongerenbevolking Vlamingen zijn... Een zeer kritische en aan socio-economische en historische oorzaken te wijten achterstand).
Om een evenwichtige oplossing te bekomen moet een dubbel compromis worden gezocht: een compromis dat zowel het Vlaams-Waalse evenwicht als de levensbeschouwelijke invloedssferen recht doet.
De gevestigde kerkelijke groepen, m.n. de r.k., beschouwen het daarbij als een traditioneel recht overal in den lande door het rijk gesubsidieerde r.k.-universitaire kernen te mogen vestigen. Om aan het levensbeschouwelijk evenwicht niet te kort te doen moet aan de niet-kerkelijke Brusselse Vrije Universiteit hetzelfde worden toegestaan. Het gevolg daarvan is dat de beide Rijksuniversiteiten zich in hun expansie en financiële draagkracht bedreigd voelen.
In dit krachtenspel een aanvaardbaar compromis vinden, is zoeken naar de kwadratuur van de cirkel.