wegend Engels. Dat is het geval met Johannesburg, Durban en Port Elisabeth. Kaapstad was in het begin dezer eeuw meer Engels dan nu en kreeg sedertdien zoals Bloemfontein een sterk gemengde bevolking. Pretoria en Stellenbosch daarentegen staan als Afrikaanse steden bekend. Over het algemeen evolueert de toestand gunstig voor het Afrikaans.
Verschillende factoren hebben die ontwikkeling beïnvloed. Een dertigtal jaren geleden nog had het Engelssprekende volksdeel de hefbomen van het economische leven, bankwezen, nijverheid en internationale handel, in handen. De Afrikaners waren de ‘Boeren’. Na de crisis die het land tussen de twee oorlogen doorgemaakt heeft, zijn veel jonge landbouwers beginnen te studeren.
Zij hebben hun plaas verlaten om zich in de steden te vestigen. Ze zijn er vrij talrijk geworden in de administratie en worden ook talrijker in de vrije beroepen en het zakenleven. Dat heeft vanzelf een versterking van hun invloed opgeleverd.
Een tweede element van belang is de opleving geweest van het nationaal bewustzijn bij de Afrikaanssprekenden.
Twintig jaar geleden nog, vertelde ons de heer I.M. Lombard, ondervoorzitter der Federasie van Afrikaanse Kultuurvereniginge (F.A.K.), werd iemand die het te Johannesburg aandurfde in een winkel Afrikaans te spreken afgesnauwd of belachelijk gemaakt. De Engelssprekenden hadden slechts minachtig over voor een ‘boerentaaltje’, dat alleen op het platteland enige betekenis kon hebben en bij hun wereldtaal niet eens mocht vergeleken worden. Nu gebeurt dat niet meer, omdat de Afrikaners het niet meer zouden dulden. De verdrukking heeft onvermijdelijk verzet uitgelokt en dat verzet heeft begrepen dat er maar één middel was om eerbied af te dwingen: macht stellen tegenover macht. Door de actie van handhawersbonde, culturele en politieke organisaties, hebben de Afrikaanssprekenden bewerkt dat hun mensen in de steden niet alleen theoretisch maar ook in feite dezelfde taalrechten van de Engelssprekenden verwierven.
Als Vlamingen hebben wij te Brussel, nog niet ten volle tien jaar geleden, dezelfde krenkende ervaringen opgedaan met ons Nederlands. Zo iets kan men moeilijk vergeten en daardoor hebben wij de Afrikaners volkomen begrepen. Wij hebben hen even goed begrepen waar zij er zich aan ergeren dat sommige Nederlandssprekende immigranten uit Europa liever bij het Engels dan bij het Afrikaans volksdeel aansluiten. Die handelwijze zet kwaad bloed. Daarom lijkt het ons nuttig erop te wijzen dat Vlamingen en Nederlanders die Zuid-Afrika bezoeken of er zich vestigen best met de taalgevoeligheid van de Afrikaners rekening houden. Zij verwachten van ons een solidariteit die ten minste op een passieve manier tot uiting komt en ongetwijfeld van belang is om het gunstige klimaat te scheppen waarin onze volkeren elkander kunnen benaderen met het oog op een samenwerking die aller algemeen welzijn ten goede moet komen.
Een derde factor, die de vooruitgang van het Afrikaans heeft bewerkstelligd, is in de verschuiving van de staatsmacht gelegen. Sedert de Nasionale Party in de verkiezingen van 1948 de meerderheid in het parlement verkreeg, wordt Zuid-Afrika geleid door een regering waarin de leidende posten door overtuigde Afrikaners worden bezet Alleen door het feit dat zij de taalwetten in volstrekte eerlijkheid wilden toepassen en hun mensen naar verhouding tot hun getal in de administratie opnamen, heeft in het land een sfeer geschapen die voor het aanzien van het Afrikaans voordelig is.
Volgens de laatste volkstelling maken de Afrikaanssprekenden ongeveer 60% van de blanke bevolking uit. De overweldigende meerderheid van de kleurlingen is Afrikaanssprekend, terwijl ook onder de Bantoes en Indiërs de kennis van het Afrikaans als lingua franca vorderingen maakt. Vergeten wij niet dat de Zuidafrikaanse republiek door meer dan vijftien Bantoe-volkeren bewoond wordt, die elkander vaak niet kunnen verstaan in eigen taal.
Voorspellingen maken komt een man van jaren niet toe, want hij beseft hoe weinig er nodig is opdat ze niet uit zouden komen. Toch stelt een onbevooroordeeld waarnemer vast dat het Afrikaans een kans maakt om, zonder het Engels te verdringen, de hoofdtaal van Zuid-Afrika te worden. Voor de Nederlandsspreken in Europa sluit dat de mogelijkheid in om de culturele betrekkingen met het economisch sterkste land van Afrika, waarmede altijd zeer innige banden van vriendschap bestaan hebben, uit te breiden en te versterken. Dat is een voordeel, dat ons door andere volkeren, die ieder jaar hoge bedragen besteden om hun buitenlandse cultuur- en taalpropaganda te bekostigen, benijd zou worden. Op de basis van een gezonde culturele samenhorigheid, waarbij de taal veeleer bindmiddel is dan zij moeilijkheden oplevert, moet het gemakkelijker gaan om tot goede menselijke contacten en een vruchtbare economische samenwerking te komen.
Voor verdere documentatie over het onderwijs van het Nederlands in Zuid-Afrika en het probleem van de Nederlands-Belgisch-Zuid-Afrikaanse culturele samenwerking verwijzen wij naar: ‘Onderwijs en Verspreiding van het Nederlands in Zuid-Afrika’ door prof. dr. W. de Pauw, in ‘Ons Erfdeel’, 7e jaargang (1963), nr. 2, blz. 30/40; het Zuidafrikanummer van ‘Neerlandia’, januari 1964 en ons artikel over ‘Onze Taal en Cultuur in Zuid-Afrika’, in ‘Dietsche Warande en Belfort’ 1964, nummer 3, blz. 157/166.