| |
Het Davidsfonds...
oud én nieuw!
Enkele flarden historie...
Er zijn nog altijd Vlamingen, en stellig nog méér Noord-Nederlanders, die niet weten dat het Davidsfonds nog iets anders is dan een uitgeverij of een boekenclub.
Het ware wellicht nooit ontstaan, indien enkele Vlaamsvoelende professoren en dito studenten, niet de weg hadden gevonden naar de pastorij van pastoor Schuermans te Wilsele, op een boogscheut van Leuven. Daar werden de eerste kontakten gelegd en de eerste besprekingen gevoerd die zouden leiden tot de oprichting van een Vlaams-kulturele vereniging.
‘den 15en Januari 1875, om drie ure des namiddags, zijn vergaderd in eene der zalen van den Katholieken Kring te Leuven, de heeren: P. Willems, hoogleeraar, P. Alberdingk Thijm, hoogleeraar, L.W. Schuermans, pastoor, Isidoor Hemelryck, priester en bestuurder van het Justus Lipsiuscollege, J.S. Hendrickx, onderpastoor, P. Maed, J. Planquart, H. Schilstrate, E. Fabri, studenten J. van Linthout en J. Brouwers, schoolopziener...’
Borstbeeld Kan. J.B. David
Op deze stichtingsvergadering maakte prof. Willems de opzet bekend van een organisatie, die het gebruik der ‘Vlaemsche tael’ zou aanmoedigen door de uitgave van ‘nuttige’ letterkundige en wetenschappelijke werken, die ‘alles wat kan strekken tot de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van den Vlaamschen volksstam’ zou behartigen, onder de leuze ‘voor godsdienst, taal en vaderland’. Volksvertegenwoordiger Schollaert werd erevoorzitter van deze vereniging en prof. P. Alberdingk Thijm de eerste voorzitter.
De nieuwe vereniging werd genoemd naar Kan. J.B. David (1801-1866), in leven professor aan de Leuvense Universiteit in de ‘Nederlandse letteren en de vaderlandse geschiedenis’ en vurig voorvechter in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
| |
| |
Na vijf maanden telde het Davidsfonds 27 afdelingen met 2.500 leden. Op de vooravond van Wereldoorlog I waren er 113 afdelingen en ruim 12.000 leden. Inmiddels had het in de handen van de gewone man boeken gelegd, had het boekerijen opgericht, toneelkringen en studiekringen, had het leergangen en feestavonden ingevoerd en waren zijn kongressen dé hoogtijdagen van de Vlaamse Beweging geworden.
Maar met de oorlog zou veel van deze aktiviteit stilvallen. Prof. Em. Vliebergh kreeg in 1919 nog amper een paar duizend leden bijeen. Goedmenende vrienden gaven hem de raad het werk maar op te geven, ‘omdat het voorbijgestreefd was’. Maar de man, die daar verlamd en haast spraakloos in zijn ziekenstoel zat, zou zich daarbij niet neerleggen.
Met Floris van der Mueren als sekretaris zou hij de herinrichting van de vereniging aanvatten. Toen deze laatste in 1923 hoogleraar werd aan de universiteit te Gent, deed prof. Vliebergh een beroep op een beambte van de Boerenbond, de heer Eduard Amter. Het is voornamelijk onder zijn stuwkracht dat het Davidsfonds definitief is gaan doorbreken. Van 1927 tot 1931 groeide het ledencijfer van 13.000 tot 72.000. In 1938 volgde Mgr. prof. dr. A. Janssen zijn dinamische voorganger Kan. prof. A. Boon (1925-1938) als algemeen voorzitter op. Hij wist het Davidsfonds door de moeilijke jaren van de tweede wereldoorlog heen te loodsen, waardoor het Davidsfonds tot vandaag in Vlaanderen de adeltitel mag voeren er de grootste kultuurvereniging te zijn. Met zijn ruim 660 plaatselijke afdelingen en zijn 64.000 aangesloten gezinnen is het Davidsfonds het belangrijkste orgaan voor de volksopvoeding in het Vlaamse land.
| |
Doel en middelen
Het Davidsfonds - zo klinkt het in de statuten - heeft voor doel: de alzijdige ontwikkeling van het Vlaamse volk en de bevordering van de Vlaamse belangen. In een volgend artikel worden de middelen om dit doel te bereiken nader omschreven: o.m. ‘het uitgeven van boeken en liederen, het stichten en steunen van boekerijen, het inrichten van voordrachten, muziekavonden, feestavonden, leergangen, studiekringen, het aanmoedigen van jonge verdienstelijke letterkundigen, het uitloven van prijzen tot bevordering van de beschaafde schrijf- en spreektaal, enz.’
In de ombuiging naar een eigentijdse programmatie is het Davidsfonds in zijn huidige aktiviteit, getuige van een rijke traditie en van een dinamische vernieuwing.
| |
Een ledenvereniging...
Het Davidsfonds is een ledenbeweging. Voor de lidmaatschapsbijdrage ontvangt men meerdere boeken, - die men kan kiezen uit het uitgavenplan - het driemaandelijks ledenblad ‘De Belleman’ en men kan deelnemen aan de diverse kulturele bedrijvigheid van de plaatselijke afdelingen. Er wordt een driejaarlijkse romanprijsvraag uitgeschreven, - de Prof. Em. Vlieberghprijs (60.000 F), een driejaarlijkse wedstrijd voor een studie of een essay - Kan. A. Boonprijs (25.000 F) en een driejaarlijkse prijs - Kan. A. Joosprijs - voor het beste jeugdboek (20.000 F).
De lektuur door het Davidsfonds verspreid, is in de voorbije jaren niet altijd van hetzelfde gehalte geweest: 14 boeken per jaar, hoe kan het anders? Maar wie zou het nagedaan hebben van degelijke, goedkope werken onder het volk, in alle lagen en standen op zulke schaal te verspreiden? Verder geeft het jaarlijks drie jeugdboeken en een muziekbundel uit.
Organisatorisch kent het Davidsfonds de volgende struktuur: de plaatselijke afdelingen, (meestal gevormd per gemeente, soms per parochie of belangrijke wijk) zijn gegroepeerd in gewestbonden. Deze laatste in gouwbonden, afgeperkt door de provinciegrenzen. Deze organen worden door het Hoofdbestuur en de Raad van Beheer overkoepeld, geadviseerd door een aantal technische kommissies. De uitvoering van het werk berust bij het hoofdsekretariaat, dat gevestigd is te Leuven, Blijde-Inkomststraat 79, met zijn verschillende diensten. Het hoogste gezag van de vereniging ligt in de jaarlijkse algemene vergadering - het kongres - en bestaat uit de gevolmachtigden van de plaatselijke afdelingsbesturen. Het kongres beheerst de statuten van de vereniging en bepaalt de in te nemen standpunten op het vlak van de volksontwikkeling en de Vlaamse Beweging. Deze standpunten worden vooraf tijdens sektiebijeenkomsten besproken en toegelicht.
Heel dit komplekse verenigingsleven wordt door de dienst ‘organisatie’ gestimuleerd: met assistentie van konsulenten, die in een bepaald gebied de kontakten met de plaatselijke afdelingen verzorgen, er de ledenbeweging, de vorming van de bestuurskaders en de vernieuwing van de kulturele aktiviteit bevorderen.
| |
Nieuwe visies...
Op het gebied van de volksopleiding tekenen zich een aantal nieuwe visies af. Zoals het Davidsfonds in het verleden tegemoet kwam aan de zeer reële behoeften: lektuurvoorziening en elementaire ontwikkeling, tevens als apparaat tot verdediging en erkenning van de eigen Vlaamse aard, zo wil het ook thans een eigentijdse zending vervullen, voor de Vlaamse mens van nu, naar nationaal en Europees perspektief met moderne, aangepaste metodieken, trouw aan de oorsprong, maar toch ‘open’ voor de wereld van nu, om uit ‘de ontmoeting’ met anderen, het beste te puren voor het Vlaamse volk. Traditioneel tekende de aktiviteit van de ‘volksopleiding’ zich af als een dienst, als een vorm van ‘tussenpersoon’ tussen een aantal konferenciers, gezelschappen en de afdelingen. In het werkjaar 1963 werden door de plaatselijke afdelingen, o.m. 1.237 voordrachtavonden en lezingen geprogrammeerd, 354 toneelvoorstellingen, 205 muziekavonden, 532 filmvoorstellingen, 161 kleinkunstavonden, 319 uitstappen, 380 opstelwedstrijden en 230 Guldensporenvieringen. In de jongste tijd gaat een biezondere aandacht naar de vernieuwing in de volksoplei- | |
| |
Hooldkantoor van het Davidsfonds.
ding op ideëel en technisch vlak. Het volksontwikkelingswerk bezint zich thans meer op het geheel van de vormingsproblematiek voor volwassenen, in het kader van de steeds groeiende vrije tijd en als integrerend deel in een ruimer verband van gezin en onderwijs.
| |
C.P.O.
De Centrale voor Projektie-onderwijs (CPO), opgericht in 1932, heeft als doel de afdelingen en andere kulturele organisaties en diensten, - in de jongste jaren kwamen daar in hoofdzaak de onderwijsinstellingen bij, - didaktisch materiaal te bezorgen in de vorm van filmstroken en dia's. Naast de eigen uitgaven, - de dienst beschikt over een eigen laboratorium - kunnen er de beste filmstroken uit binnen- en buitenland worden betrokken.
De dienst stelt alle projektiemateriaal ter beschikking: toestellen, doeken, verdonkeringsinstallaties, bandopnemers, speelbanden, e.a. De C.P.O. beschikt over een eigen kataloog met alle uitgaven en inlichtingen, die gratis kan bekomen worden.
| |
Grafisch werk...
Er is een grafische dienst die voor een deel de eigen uitgaven verzorgt en verder bedoeld is als hulp aan de plaatselijke afdelingen voor alle grafisch werk (illustraties, opmaak van drukwerk, tentoonstellingsmateriaal, ex-librissen, vlaggen, affiches e.a.).
| |
Vlaamse beweging
Tot de immer levende ‘aktualiteit’ van het Davidsfonds behoort ongetwijfeld de ‘bevordering van de Vlaamse belangen’. Indien het Davidsfonds zijn kulturele bedrijvigheid vrij en vruchtbaar wil kunnen ontplooien, dan moet daarvoor immers allereerst het gewenste klimaat in het land aanwezig zijn, wat o.m. tot stand moet worden gebracht door wetten en reglementeringen, die de Nederlandse kultuur in België beveiligen en haar groei mogelijk maken. Het Davidsfonds staat buiten elke vorm van partijpolitiek.
Het Davidsfonds mag inzake Vlaamse aktie bogen op een rijke traditie, én van gedegen studiewerk én van konstante aktie, telkenjare kulminerend in de honderden Guldensporenvieringen en op het Kongres. Als historische aktieterreinen op Vlaams gebied kunnen vermeld: vernederlandsing van het bedrijfsleven, de taalwetgeving, de zetelaanpassing, de taalgrensafbakening, de kulturele autonomie, de Vlaamse aanwezigheid te Brussel en in de openbare diensten e.a. Noodgedwongen had dit optreden wel eens een onbekend en Noord-Nederlands kombattief karakter.
Op dit punt blijft een uiterste waakzaamheid geboden zolang Vlaanderen geen volwaardig meesterschap in eigen huis bezit of zolang het niet de rechtmatige plaats heeft verworven in het Belgische staatsbestel. Het Europees perspektief is daarbij - naar de verklaring van August Vermeylen: ‘Vlaming zijn om Europeeër te worden’ - een stimulans.
| |
Jong-Davidsfonds
De mooiste verwachtingen voor het Davidsfonds van de toekomst worden in de jongerenwerking gesteld. Sedert 1951 doken sporadisch losse initiatieven op om, in het kader van het Davidsfonds, met aangepaste programma's voor jongeren te experimenteren.
Op het kongres in 1955 werd de JD-werking gelanceerd. Spoedig ontstonden enkele tientallen groepen. Bepaalde moeilijkheden en tegenwerking zouden de werking afremmen en vrijwel geheel lam leggen. In 1960 kon opnieuw worden aangepakt en thans is de werking in de Vlaamse gouwen over een 60-tal groepen uitgebouwd. De basisideeën van de Jong-Davidsfondswerking zijn: kontakt- en ontmoetingscentrum te zijn voor alle jongeren over de standenmuur heen, het vormen van kulturele werkgroepen, gebaseerd op zelfwerkzaamheid en kreativiteit en als een vorm van jong-katoliek lekenwerk een eigen zending bestreven. Jong-Davidsfonds heeft een eigen, maandelijks tijdschrift ‘Jong’, dat als fris, progressief, open en modern staat gekwoteerd.
Jong-Davidsfonds wettigt niet enkel de hoop op een volwaardige en zelfstandige jongerenwerking, maar ook op de doorstroming naar het in jaren oude, maar in werking en streven zich steeds vernieuwende Davidsfonds.
Het Davidsfonds wordt in de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen vertegenwoordigd door zijn voorzitter Mgr. prof. dr. A. Janssen. |
|