Wat leert ons deze enquête?
De techniek van een massale enquête kan soms interessante gegevens aan het licht brengen; op één voorwaarde nochtans: dat deze enquête zelf wetenschappelijk betrouwbaar is opgesteld en uitgevoerd. Aan ons verzoek naar meer gegevens over de wetenschappelijke achtergrond van deze enquête (o.m. wat de gebruikte techniek betrof) werd geen gevolg gegeven, zodat deze beoordeling slechts is aangewezen op de in statistische percentages opgegeven resultaten.
Als deze enquête betrouwbaar is (en hierop komen wij straks terug) zijn uit deze resultaten een aantal merkwaardige vaststellingen af te leiden.
Op de eerste plaats blijkt dat zowel Noord als Zuid een beste indruk... van zichzelf plegen te hebben: Hollanders en Belgen achten zichzelf voor 61% harde werkers en dynamisch aangelegd.
Maar even opvallend is de vaststelling dat zowel Noord als Zuid elkaar wederzijds in hoge mate diskwalificeren. De ‘Belgen’ achten het Noorden voor 5% dynamisch en voor 21% noeste werkers; slechts voor 1% traag en lui. Het Noorden evenwel acht het Zuiden voor 6% dynamisch, slechts voor 8% harde werkers en... voor 19% traag en lui.
Het is evenwel opvallend dat de Belgen blijkens de enquête Nederland iets objectiever beoordelen, met name in ongeveer dezelfde verhouding als de Fransen, Italianen en Luxemburgers het doen. De Belgische beoordelingspercentages voor positieve eigenschappen ‘dynamisch, betrouwbaar, gedisciplineerd’ liggen op hetzelfde niveau als deze in Frankrijk, Italië en Luxemburg.
Maar gesteld tegenover de beoordeling van de overige vier Euromarktpartners hebben de Duitsers een veel positiever beeld van Nederland. Telt men de Duitse percentages over Nederland voor ‘positieve hoedanigheden’ samen dan liggen deze van de Duitsers tweemaal zo hoog als dezelfde percentages van België, Frankrijk, Italië en Luxemburg! Nederland ligt blijkbaar in Duitsland in hoog aanzien.
En hoe beoordeelt Nederland België?
De Nederlandse percentages voor ‘positieve eigenschappen’ bereiken niet eens de helft van het gemiddelde percentage waarmede de overige Euromarktlanden België beoordelen! Voor Nederland is België slechts voor 14% een dynamisch en hardwerkende groep; maar voor de Duitsers echter 39%, voor de Fransen 35%, de Italianen 26% en de Luxemburgers 27%. Voor 38% (sic.) van de Nederlanders zijn de Belgen ‘oppervlakkig en frivool’, maar slechts 5% van de Duitsers, 1% van de Fransen en 3% van de Italianen hebben hetzelfde oordeel. Er liggen hier dus bijzonder opvallende beoordelingsverschillen tussen Nederland en de andere Euromarktlanden t.o.v. België.
Deze bevindingen zijn in feite niet zo verrassend als ze op het eerste gezicht lijken te zijn. De diskwalificatie van Nederland t.o.v. België wordt ook door de dagelijkse ervaring gestaafd. Het is een feit dat Noord en Zuid, d.w.z. de ‘Belgische’ en ‘Nederlandse’ bevolking, nog blijk geven van een aantal vooroordelen en vooringenomen denkbeelden die grotendeels te wijten zijn aan de wisselvalligheden van de geschiedenis. Deze vooroordelen treden vooral duidelijk aan het licht in een enquête die deze subjectieve mening wil meten. Waarschijnlijk liggen gelijkaardige motieven aan de basis van de Duitse ‘overschatting’ (althans in verhouding tot het oordeel van de andere landen), maar voor ons vooral is de subjectieve tegenstelling Noord-Zuid te betreuren omdat de integratie - vooral van de bredere volkslagen - erdoor afgeremd wordt.
Maar nogmaals, wij maken voor het geheel van deze enquête één reserve: is zij met voldoende wetenschappelijke garanties uitgevoerd? Maar zelfs als we met een ruime foutenmarge rekening houden dan nog valt het op, op welke gereserveerde wijze de Nederlanders België beoordelen. De visie van de gemiddelde Nederlander op het karakter van ‘de Belg’ is negatief, althans, nogmaals, in verhouding tot de visie van de andere Europese partners.
Deze negatieve beoordeling strekt zich ook uit tot op de handelsprodukten van Belgische herkomst: Belgische produkten zijn voor 25% van de Nederlanders van ‘middelmatige kwaliteit’ (Dts. - Fr. - It. - Lux. = 7% en voor 18% ‘onaantrekkelijk’ (de andere landen slechts voor 6%) enz.
Een van de belangrijkste bezwaren die tegen deze enquête kan aangevoerd worden is het feit dat het onderzoek ‘de Belgen’ over eenzelfde kam scheert. Belgische produkten kan men wellicht onder dezelfde noemer rangschikken, maar op het vlak van het groepskarakter is deze referentie geheel onbruikbaar. Ook al heeft de loop der geschiedenis de stationspetten tussen Aarlen en Oostende geuniformeerd en zal de vrije loop van veel schuimend Belgisch bier ergens wel tot enige constante en indentieke ‘Belgische’ karaktertrekken hebben geleid, het is heel duidelijk dat in het volkskarakter van Vlamingen en Walen er heel duidelijke verschilpunten naar voren treden.
Maar gesteld dat de enquête een onderscheid tussen Vlamingen en Walen had gemaakt, dan nog is het zeer de vraag of de ondervraagde gemiddelde Nederlander zich van dit onderscheid wel was bewust geweest. In elk geval, dit ware een onderzoeksobject geweest dat tot interessanter gegevens had kunnen leiden.