Neerlandia. Jaargang 68
(1964)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
De Kultuurraad voor Vlaanderen
| |
De Kultuurraad en de ‘culturele autonomie’De gedachten van ‘cultuurraden’ waren niet nieuw. Het was een uitvloeisel en een concrete omschrijving van het politieke begrip ‘culturele autonomie’ dat de nu 93-jarige socialistische minister van Staat en Vlaamse voorman Camille Huysmans in de eerste wereldoorlog had ontleend aan zijn Oostenrijkse partijgenoot Otto | |
[pagina 118]
| |
Bauer en in de Belgische binnenlandse politiek had geïntroduceerd. Ook de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije had destijds af te rekenen met een ingewikkelde nationaliteitenkwestie. Door het instellen van regionale ‘cultuurraden’ zouden een aantal adviserende en reglementerende bevoegdheden van culturele aard in handen moeten komen van Vlaamse en Waalse gewesten. De politieke tak van de Vlaamse Beweging, daarin gesteund door alle culturele verenigingen, had met moeite in 1938 een officiële ‘Nederlandse Cultuurraad’ benevens een gelijkaardige Franse Raad afgedwongen. De beide raden telden elk vijf prominente culturele autoriteiten die in een aantal gevallen door de Regering verplicht dienden te worden geconsulteerdGa naar voetnoot1).
De Duitse inval stelde spoedig een einde aan hun werkzaamheden. De Vlaamse raad had inmiddels de regering reeds een concreet advies verstrekt strekkende tot splitsing van het Ministerie van Onderwijs. Tijdens de oorlog lieten enige Vlamingen en Walen zich verleiden tot ‘cultuurraden’ onder Duitse voogdij; zij werden uiteraard bij het beëindigen van de oorlog ontbonden. De mandaten van de leden van de vooroorlogse cultuurraden verstreken, maar werden niet vernieuwd. De nieuwe regering die in 1945 tot stand kwam verklaarde immers bij monde van Eerste-Minister P.H. Spaak ‘la question flamande est resolue’ (het Vlaamse vraagstuk is opgelost). Op dat ogenblik gingen 70 tot 75% van de rijkskredieten voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek naar Franstalige universiteiten, konden slechts 30% van de Vlaamse jongeren hoger onderwijs genieten terwijl dezelfde groep bijna 60% van de Belgische dienstplichtigen opleverde, telden de Buitenlandse legaties van Z.M. de Koning der Belgen 0 Nederlandssprekende ambassadeurs, het leger 0 Nederlandssprekende
Een publicatie van de K.R.V.
generaals, was het bedrijfsleven tot in de top verfranst en worstelden de Vlaamse gewesten met een structureel werkloosheidsprobleem. Zelfs de bevrijdingseuforie kon deze werkelijkheid niet lang blijven verdoezelen. In 1948 werd door het Parlement een ‘Onderzoekscentrum voor een nationale oplossing van de maatschappelijke, politieke en rechtskundige vraagstukken van de verschillende gewesten van het land’ ingesteld, het zgn. Harmel-centrum, naar zijn promotor, de latere minister van onderwijs genoemd, Pierre Harmel. Het lijvige dossier dat dit centrum produceerde, adviseerde o.m. de oprichting van twee nationale cultuurraden. In 1951 werden voor de vooroorlogse cultuurraden opnieuw leden benoemdGa naar voetnoot2). Deze raden misten evenwel een administratieve apparatuur, hadden geen bestendig secretariaat noch een bestuurskader. De Raad had daardoor niet de minste armslag; het verstrijken van hun ambtstermijn in 1954 ging onopgemerkt voorbij. Ondertussen had in 1954 het Vlaamse kamerlid mr. R.A. van Elslande - de huidige minister van Cultuur - een wetsvoorstel ingediend tot oprichting van Cultuurraden die benevens een verplichte adviserende bevoegdheid ook over enige reglementerende opdrachten zouden beschikken, benevens een eigen dotatie voor cultureel werk en een administratieve staf. Andere voorstellen met verschillende varianten volgden: van Waalse zijde een wetsvoorstel van de heer Allard en in 1958 een ontwerp zonder veel entoesiasme en overigens op het einde van de legislatuur door de soc.-liberale regeringscoalitie zelf ingediend. Een voortijdige kamerontbinding verhinderde telkens de afhandeling van deze voorstellen. Hetzelfde overkwam nogmaals een ander regeringsontwerp dat in 1960 door de nieuwe coalitie (R.K.-Lib.) slechts voor de Senaat kon worden gebracht. Het ontwerp verkreeg bovendien geen onverdeelde instemming van de Vlaamse verenigingen en drukgroepen die de bevoegdheden te gering achtten. Na meer dan twintig jaar stond men met het cultureel zelfbestuur nog even ver.
In enige jaren tijd deed zich echter in de Vlaamse en Waalse opinie een versnelde evolutie voor inzake culturele autonomie; een proces dat op de dag van vandaag niet alleen wettelijke maar ook werkelijke constitutionele aspecten heeft verkregen bij de besprekingen over de herziening van de Belgische grondwet van 1831. | |
[pagina 119]
| |
De betekenis van de Kultuurraad voor VlaanderenDe lijdensweg van de officiële ‘cultuurraden’ leidde tot de merkwaardige situatie dat de ondergeschikte besturen - met name de provincies - zich om het vraagstuk gingen bekommeren. Uit deze bekommernis is een initiatief ontstaan dat weliswaar geen wettelijke status heeft maar spoedig morele rechtspersoonlijkheid met gezag verwierf.
De provincies hadden overigens vroeger reeds op het economische vlak hun krachten samengebundeld door de oprichting van een Economische Raad voor Vlaanderen. Deze Raad en de onderscheidene provinciale Economische Raden hebben op korte tijd een belangrijk aandeel gehad in de economische expansie van de Vlaamse gewesten.
Op 21 april 1959 werd op het Provinciaal Gouvernement van de Provincie Brabant te Brussel tot de oprichting van de Kultuurraad voor Vlaanderen overgegaan.
Deze oprichting is niet zonder moeilijkheden gepaard gegaan na de vertrouwenscrisis die de schoolstrijd in het land had veroorzaakt. Dit wantrouwen is in bepaalde kringen nog niet geheel geweken maar desalniettemin wist de Kultuurraad voor Vlaanderen zich in deze korte tijd een belangrijk moreel gezag te verwerven over de scheidslijnen van politieke en levensbeschouwelijke verdeeldheid heen.
De betekenis van de Kultuurraad ligt dus niet zozeer in het praktisch cultureel werk, dan wel in het bestendig overleg enerzijds tussen de bestendige deputés uit de Vlaamse provincies en anderzijds een aantal particuliere leden die op hun beurt als voorzitter of bestuurslid in het cultureel verenigingsleven optreden. Aldus zijn de belangrijkste culturele verenigingen in de activiteiten van de Kultuurraad voor Vlaanderen betrokken.
Vrij spoedig werd een bestendig secretariaat opgericht, het eerste in Vlaanderen waar een vrijstaande functionaris met een bureau, een secretaresse, een telefoon en een dotatie, dit coördinerend werk ter hand kon nemen.
De Kultuurraad trad spoedig en spontaan op bij de nationale overheid als vertolker van de ‘communis opinio’, o.m. inzake de reorganisatie en herstructurering van 's lands cultuurbeleid.
Op 1 maart 1962 werd in dit verband de Raad door Z.M. de Koning in audiëntie ontvangen.
Tussen de provinciale besturen is een bestendige stilzwijgende afspraak van kracht waarbij aangelegenheden van interprovinciaal belang naar de Kultuurraad voor Vlaanderen worden gedelegeerd of in overleg met de Raad geregeld.
Door het verenigen van mensen uit de verschillende gewesten rond de gesprekstafel worden de gezichtspunten verruimd en langzaam de muren doorbroken van vooroordeel en wantrouwen. In een tiental vaste commissies worden aspecten van de socio-culturele problemen in Vlaanderen onderzocht; soms resulteert deze bespreking in een actie ‘contra’ (bv. tijdens de discussies over de taalgrensafbakening) of ‘pro’ wanneer het er op aan komt de communis opinio rond bepaalde actiepunten in Vlaanderen te versterken (bv. een aantal publicaties i.v.m. de democratisering van het hoger onderwijs).
De financiële middelen die de Kultuurraad voor Vlaanderen van zijn provinciale opdrachtgevers te beheren krijgt, laten toe via wetenschappelijke opdrachten elementaire en objectieve informatie te verschaffen. Een sociologische studiegroep werkte onlangs een rapport uit over de residentiële en taalkundige ontwikkeling van het hoofdstedelijke achterland (de zgn. ‘verfransing’ van de rondom Brussel liggende Vlaamse plattelandsgemeenten - zie Spiegel Vlaamse Beweging - red.).
Met grote nauwgezetheid wordt aandacht geschonken aan de informatie en het ‘beeld’ van Vlaanderen in de wereld. Deze taak is bijzonder belangrijk door de eeuwenlange uitschakeling van Vlamingen in de kanselarij en ambassades. Heeft de Nederlandse onderwijswereld zich onlangs bij het opstellen van een examenvraag zelfs niet laten beetnemen met een Franstalige publicatie uit Brussel ‘waarin de Vlamingen als imperialisten’ werden afgeschilderd?
De Vlaamse provincies kunnen zich via de Kultuurraad voor Vlaanderen als culturele entiteit doen gelden ook buiten de door de unitaire staatsstructuren geboden mogelijkheden (lees... beperkingen). In dit verband is de Kultuurraad spoedig de Vlaamse woordvoerder geworden in Nederland en in Noord-Zuid aangelegenheden die niet binnen de werking van het gevestigde cultureel akkoord liepen. Het gevolg daarvan is een intensifiëring van het Noord-Zuid contact door de materiële verzorging van contacten, (bv. tussen de culturele raden en diensten in de Vlaamse en Nederlandse provincies), door conferenties (Volksopvoeding), congressen (36e Nederlands congres), door het behendige samenspel waaruit nieuwe initiatieven groeiende zijn (het ‘Bureau voor de culturele integratie’), door de bewuste tegenwoordigheid op belangrijke manifestaties in het Noorden, door vele informele contacten. Het secretariaat van de Kultuurraad voor Vlaanderen fungeert hierbij als de cel van een ‘computer’ waarlangs nieuwe contacten tot stand kwamen. Een uitloper van deze contacten is o.m. het totstandkomen van ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’ in overleg met de Nederlandse stichting.
Met het bestaan van de Kultuurraad is Vlaanderen nog verre van een zelfstandig cultuurbeleid, maar de werking van de KRV heeft langzaam bijgedragen tot de versterking van de gedachte van de culturele autonomie. De beschikbare apparatuur is te gering voor de taak die met het handhaven van de eigen identiteit zoals men dit zelf wenst gesteld is. De oplossing van dit probleem brengt ons opnieuw bij het aanvangspunt waarvan wij voor deze schets zijn uitgegaan: de Vlaamse Beweging. |
|