Spiegel Vlaamse beweging
Achtergronden van het debat over de Belgische staatsstructuur
Zoals ook onze Noord-Nederlandse lezers wel bekend zal zijn, is in België het debat over het voor en tegen van een federale herziening van de Belgische staatsstructuur in volle gang. Weliswaar wordt in het ‘officiële’ politieke debat, zoals dat gevoerd wordt in de vertegenwoordigende lichamen van de Belgische staat, het federalisme slechts door een kleine minderheid openlijk verdedigd, maar het is niet te veel gezegd, dat de intensiteit van de discussie erop duidt, dat het vraagstuk van een veel grotere betekenis is dan de Belgische partij-politieke verhoudingen zouden doen vermoeden.
Een tweede opmerkelijk verschijnsel is, dat het debat niet zozeer gevoerd wordt tussen Walen en Vlamingen dan wel door Walen onderling en Vlamingen onderling. Vooral in Vlaanderen is het levendig en veelal zeer scherp. De indruk is, dat Waalse en Vlaamse federalisten, behoudens contacten tussen individuele personen en kleine groepen, die dan nog vaak in besloten kring plaats vinden, in feite nog steeds volkomen langs elkaar heen praten of zelfs tegen elkaar ageren.
Over de aanhang van het federalistische streven is zowel voor wat Wallonië als wat Vlaanderen betreft moeilijk een exacte schatting te geven. Vooralsnog weten de tegen het federalisme gekante grote partijen, sociale en economische organisaties en niet te vergeten kerkelijke gezagsinstellingen hun invloed op hun volgelingen te handhaven. Toch is het anti-federalistische front minder gesloten dan het op het eerste gezicht lijkt. Wat de partijen betreft, heeft in Wallonië de B.S.P. de grootste moeite haar aanhang in de partijlijn te houden, terwijl de officiële partijlijn van de C.V.P. op het punt van de staatsstructuur lang niet weergeeft wat er onder de aanhangers in Vlaanderen leeft. Nogmaals, exacte schattingen kunnen moeilijk gegeven worden, maar het is niettemin duidelijk, dat een groot deel van de actieve publieke opinie, onder de katholieken in Vlaanderen en onder de vrijzinnigen in Wallonië ofwel voorstander, ofwel geen tegenstander van federalisme is. Voor de voorstanders van het federalisme is een uitermate zwak punt, dat vrijzinnigen in Vlaanderen en katholieken in Wallonië over het geheel genomen van federalisme niets moeten hebben, omdat ze vrezen dan permanent in de verdrukking te zullen geraken. De vrijzinnigen in Vlaanderen en de katholieken in Wallonië die zich niet door deze vrees laten leiden vormen maar kleine groepen, veelal zelfs alleenstaande enkelingen. Wel is het opmerkelijk, dat deze kleine minderheden in de minderheden behoren tot de meest progressistische strekking, onder de katholieken in Wallonië en onder de socialisten in Vlaanderen.
Het valt niet te betwijfelen, dat de federalistischgezinde minderheid een vrij uitzichtloos perspectief zou hebben tegen het totaal van politieke en maatschappelijke machten, die het behoud van de eenheidsstaat wensen, als er sprake zou zijn van een rustige, harmonische politieke ontwikkeling in België. Daarvan is echter - en dat is in de laatste jaren toch wel overduidelijk gebleken - allerminst sprake. Door het jarenlang bagatelliseren van het nationaliteitenvraagstuk in België door de leidinggevende groeperingen in het land, heeft zich een hoeveelheid spanning en conflictstof opgehoopt, die steeds moeilijker in bedwang is te houden. Zeker zal men ze niet bedwingen door op de traditionele wijze links en rechts wat concessies uit te delen. Het voortduren van de spanning op het stuk van wat wij gemakshalve de taalkwestie noemen (maar die heel wat meer is dan louter een taalkwestie) geeft de voorstanders van federalisme de wind in de zeilen.
In Vlaanderen lijkt de jongere generatie, voorzover ze zich met politiek bezighoudt, voor het merendeel gewonnen voor federalisme. Opmerkelijk en van grote betekenis voor de toekomstige ontwikkeling is, dat dit federalisme meer en meer gekoppeld wordt aan progressieve sociaal-economische structuurhervormingen en tevens gepaard gaat met een doelbewust streven de oude politieke tegenstellingen op het levensbeschouwelijk vlak te doorbreken. Ten dele vloeit dit laatste voort uit de noodzaak, om, wil federalisme ooit een kans maken, de traditionele clericaal-anticlericale tegenstelling uit de wereld te helpen, ten dele ook uit een oprecht verlangen om ‘oude gewaden af te leggen’, om verzuilde politieke verhoudingen te doorbreken.
Het streven naar een federale hervorming van de Belgische staatsstructuur loopt in Vlaanderen steeds meer parallel, valt zelfs samen met een algemene politieke en sociale vernieuwingsdrang. De verschuiving naar ‘links’ van het Vlaamse federalisme is tevens een noodzaak om uiteindelijk met de Waalse federalisten tot overeenstemming te kunnen geraken.
Een factor, die van overheersende betekenis is voor de verdere evolutie, wordt voorts gevormd door het feitelijke federaliseringsproces, dat zich in België onder de officiële politieke oppervlakte aan het voltrekken is en dat een steeds grotere discrepantie doet ontstaan tussen wat in een negentiende eeuwse terminologie genoemd wordt het wettelijke land en het werkelijke land, d.w.z. tussen de staat en de levende maatschappij, met al de kans op kortsluiting tussen de beide, die daar het gevolg van kan zijn. Aan dit feitelijke federaliseringsproces, dat tot uiting komt in de geesten, in de politieke opinie- en besluitvorming en in de splitsing van maatschappelijke instellingen in Vlaamse en Waalse eenheden, is ook in dit blad reeds eerder aandacht besteed.
Al de bovengenoemde factoren maken van het debat tussen een ogenschijnlijk verpletterende antifederalistische meerderheid en een federalistisch gezinde minder held meer dan een academisch spiegelgevecht. Het valt moeilijk te bepalen, in hoeverre België reeds in een crisissituatie verkeert wat de Vlaams-Waalse verhoudingen betreft. Een crisis is in ieder geval bepaald niet ondenkbaar. En in een dergelijke situatie kan het streven naar federalistische structuurhervormingen zich doen gelden.
Zoals reeds gezegd, wordt het debat over het voor en tegen van federalisme nog vrijwel uitsluitend gevoerd door Vlamingen onderling en door Walen onderling. En ook hier betreft het allerminst een louter academisch debat, maar is de inzet, wie de Vlaamse actie en de Waalse actie zullen beheersen: de voorstanders van de eenheidsstaat, over het geheel genomen tevens de gezagsdragers in de traditionele partijen en sociale instellingen, of de zich buiten dit kader bewegende voorstanders van federalisme. Dit was in feite, voor wat Vlaanderen betreft, achter de schermen de belangrijkste inzet bij de betoging, die op 10 november jl. in Antwerpen plaats vond, een inzet, die voorlopig in het voordeel van de Vlaamse federalisten uitgevallen is.
In Vlaanderen is het debat er voor een zeer belangrijk deel één tussen Vlaamsgezinden onderling. Daarom mede is het niet de taak van een blad als Neerlandia in deze kwestie stelling te nemen. Wel lijkt het ons van belang, dat wij in dit blad, speciaal ten behoeve van onze Noordnederlandse lezers, duidelijk pogen te maken, waar het in het debat om gaat. In bovenstaande beschouwingen is gepoogd enkele achtergronden van de discussie te schetsen. Over de discussie zelf, over de argumenten pro en contra federalisme, die te berde gebracht worden, is nog vrijwel niets gezegd. Daar komen we in deze rubriek nog vaak genoeg op terug. In de vraaggesprekken, die wij van tijd tot tijd publiceren, vormt deze argumentering pro of contra trouwens doorgaans het hoofdthema.
W.