[Nederlands aan een Zuid-Afrikaanse Universiteit (vervolg)]
verhalen, novellen en romans, levert de afwijkende spelling en het sterke werkwoord al gauw geen problemen meer op en gebeurt het vaak dat de student met even groot gemak Nederlands als Afrikaans leest. Het blijft echter een groot probleem geschikte lectuur te vinden. Omdat de Afrikaanse middelbare scholen voorkeur geven aan Duits als derde Europese taal in het leerplan, komen romans met hele delen in het Frans of vol Franse uitdrukkingen, vgl. bv. bij sommige Vlaamse schrijvers, niet in aanmerking. Het heeft ook weinig zin om werken vol dialectische woorden of streektaaldialoog voor te schrijven, vgl. bv. Antoon Coolen. Soms zijn de beschreven toestanden en het milieu weer zo vreemd en uitheems dat het Afrikaanse groentje zonder veel hulp van de docent zich geen juiste voorstelling ervan kan maken. Men verliest dikwijls uit het oog dat het leven en de gebruiken in Zuid-Afrika zo Angelsaksisch-Amerikaans zijn dat het Europees-vastelandse voor de Afrikaanse student een vreemde wereld is. Tenslotte levert de vrijmoedigheid waarmee de moderne Nederlandse en vooral Vlaamse schrijver gewaagde toneeltjes schilderen allerlei problemen op in een land waar men met een strenge Calvinistische achtergrond de dingen niet graag bij hun naam noemt. Als een onschuldige regel als ‘besnuffeld en bewaterd door de straathonden’ (uit Kenau door Theun de Vries) tot bezwaren in de Transvaalse Provinciale Raad tegen het voorschrijven van Nederlandse boeken aanleiding kon geven, dan kan de lezer zich voorstellen wat de reactie op Boerenpsalm van Timmermans zou zijn. Tegen Noodlot van Couperus en Pallieter van Timmermans was er reeds vroeger ernstig verzet. Vandaar de neiging om bij het voorschrijven van Nederlandse werken voor de middelbare school en de eerstejaarscursus aan de universiteit zich tot ‘veilige’ auteurs te beperken, o.a. Arthur van Schendel en Aart van der
Leeuw. Bij studenten van het tweede jaar en latere jaren vallen deze overwegingen natuurlijk weg, trouwens, in de afgelopen dertig jaar als docent in het Nederlands heb ik weinig gevallen gehad van overdreven preutsheid. Het blijft echter een feit dat de Afrikaanse student zich dikwijls stoot aan het werk van Vestdijk, Claus, Van Aken, Teirlinck e.a. en de strekking van hun werk decadent vindt, terwijl hij met zijn Protestantse achtergrond weer eigenlijk geen weg weet met zulke Rooms-Katholieke boeken als Het Kindeke Jezus in Vlaanderen, De Pastoor uit de Bloeiende Wijngaard of De Zeer Schone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje van Timmermans. Omdat het proces van verstedelijking bij de Afrikaner nog slechts gedeeltelijk is voltrokken heeft hij meer waardering voor de landelijke kunst van Streuvels, een bewijs dat taalarchaïsmen en West-Vlaamse dialectische eigenaardigheden minder zwaar wegen dan het geestelijk klimaat waarin een schrijver zich beweegt.
Dat brengt ons bij wat m.i. het grootste probleem bij het onderricht van Nederlands aan een Afrikaanse universiteit is, nl. hoe de geestelijke isolatie te doorbreken die de Afrikaanse student van het Westerse geestesleven scheidt. De Europese student die in zijn zomervakantie zonder veel moeite of onkosten een paar westerse landen doorreist, daar in kerk, kunstzaal en bibliotheek in levende lijve met de bijdragen van individuele volken tot de Europese cultuur kennis kan maken, is oneindig bevoorrecht boven de Afrikaanse student voor wie die dingen slechts woorden, theoretische begrippen, dorre boekenfeiten blijven. Men kan natuurlijk Vondelkenner zijn zonder de Warmoesstraat of zijn graf in de Nieuwe Kerk te hebben bezocht, men kan zich de tragiek van de doofwordende Beethoven indenken zonder de treffende verzameling van primitieve gehoorinstrumenten in zijn huis te Bonn te hebben gezien, en voor waardering van Hamlet is een wandeling door de straten van Stratfordon-Avon niet juist gebiedend, maar toch - voor wie een opvoering van de Gijsbrecht van Aemstel in de Amsterdamse stadsschouwburg heeft bijgewoond, is een drama van Vondel iets heel anders dan voor wie slechts zijn werk in boekvorm kent.
Maar afgezien hiervan, was de Afrikaner eeuwen lang zo afgesneden van de cultuurhaarden van het Westen, ondervond hij zo weinig begrip bij de buitenwereld voor zijn bijzondere vraagstukken als bewoner van een klein blank eiland aan de zuidpunt van een groot zwart vasteland, werd hij zo door omstandigheden op zichzelf aangewezen dat tenslotte onverschilligheid tegenover wat buiten 's lands grenzen gedaan of gedacht werd bijna een volkstrek geworden is. Natuurlijk is dat tegenwoordig minder het geval als gevolg van radio, pers en snelverkeer, maar de intense intellectuele belangstelling van de Europese student voor de geestesstromingen van onze tijd ontbreekt soms. Afgezien van de historische en geografische verklaring voor dit verschijnsel, dragen nog andere factoren hiertoe bij. In het onderwijs wordt te weinig aandacht besteed aan de algemene geschiedenis, terwijl aardrijkskunde slechts op de lagere school onderwezen wordt. Het gevolg is dat de student onvoldoende in tijd en ruimte georiënteerd is als hij naar de universiteit komt. Daarbij is hij ook dikwijls nog te jong en onvolwassen (ca. 17, 18 jaar).
Het werk van de docent in Nederlands wordt ook bemoeilijkt omdat het toelatingspeil tot de universiteit ongeveer een jaar studie lager ligt als in Nederland. Niet alleen is de student meer onrijp, maar zijn achtergrond in andere talen is gering. Hij kent gewoonlijk alleen Engels en Afrikaans, soms nog als derde taal óf Latijn, óf Duits, óf Frans, óf een Bantoetaal. Omdat naar verhouding een veel groter deel van de jeugd universitaire opleiding ontvangt dan in het buitenland, zijn de klassen in Afrikaans-Nederlands soms onhanteerbaar groot (aan de universiteit van Pretoria dit jaar ca. 800 in het eerste jaar, 300 in het tweede jaar en 200 in het derde jaar). Waar de universiteiten zo snel groeien (na iets meer dan 50 jaar heeft de universiteit van Pretoria reeds ca. 9000 studenten) was het bijkans onmogelijk, met personeel, gebouwen, bibliotheekfaciliteiten bij die aanwas gelijke tred te houden.