Neerlandia. Jaargang 68
(1964)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Actie en reactie in Zuid-AfrikaHet rassenvraagstuk in de Republiek van Zuid-Afrika blijft voor Zuid-Afrika zelf nog zijn grootste onopgeloste probleem, en voor de buitenwereld - in zoverre deze daarin belangstelt - een bron van kritiek en bezorgdheid. In dit artikel wil ik slechts op enkele van die hoofdaspecten de aandacht vestigen.
De verhouding tussen blank en niet-blank in Zuid-Afrika, zoals uiteindelijk gekristalliseerd in het beleid van apartheid, vastgelegd in de wetgeving, is het produkt van een lang geschiedkundig proces. In dit proces hebben o.a. de volgende factoren een bijdrage geleverd tot het ontstaan en de ontwikkeling van het Zuidafrikaanse rassenpatroon:
De Tafelberg
Deze eerste fase in de Zuidafrikaanse geschiedenis moest noodwendig leiden tot de ontwikkeling van een houding van meerderwaardigheid bij veel blanken, tot afstand in menselijke betrekkingen en tot een ondergeschikte positie van de niet-blanke. Zonder behoorlijk begrip van deze en andere historische factoren kan de Zuidafrikaanse situatie niet behoorlijk worden verstaan - zonder daarmee te willen beweren, dat deze factoren ook als rechtvaardigheidsgronden voor de huidige toestand moeten dienen. Als deze eerste fase onbepaald zou hebben kunnen voortduren zou het rassenprobleem waarschijnlijk vandaag in Zuid-Afrika veel minder ernstig zijn geweest: de blanke heeft daaraan echter zelf een eind gemaakt, doordat hij stelselmatig - hoewel niet altoos bewust en met opzet - de factoren die de historische grondslag voor zijn ongetwijfelde meerderwaardigheids- en heerserspositie hebben gevormd, heeft ondermijnd, doordat hij:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Oude en moderne kledij in Durban.
Enkele gegevens hieromtrent wil ik hier vermelden. In 1958 bedroeg het nationale inkomen per hoofd van de bevolking (alle groepen samen) R. 250 (f 1250) per jaar, hetgeen gunstig afsteekt met landen als Japan. Italië, Oostenrijk, Nederland en zelfs West-Duitsland. Voor de blanke bevolking alleen was dit R 820 (f 4100) per jaar, op vier na het hoogste in de wereld en hoger dan een Europees land, uitgezonderd Zweden. De Aziaten in Zuid-Afrika hebben een gemiddeld inkomen dat viermaal zo hoog is als van de inwoners van Italië en Pakistan. De Bantoe van Zuid-Afrika heeft waarschijnlijk de hoogste levensstandaard van alle bantoe- en negergroepen op het Afrikaanse vasteland. De Zuidafrikaanse niet-blanke bevolking bezit ongeveer 100.000 auto's tegenover 575.000 in geheel Rusland, vier keer meer per hoofd der bevolking.Ga naar voetnoot1). De uitgaven voor het onderwijs aan de Bantoes alleen zijn gestegen van R. 847.512 (f 4.237.580) in 1925 tot R. 20.234.800 (f 101.174.000) in 1960; het aantal bantoescholen van 2.695 in 1925 tot 7.718 in 1960 en het aantal bantoekinderen op school van 209.000 tot meer dan 1.500.000 gedurende hetzelfde tijdperk, dat is meer dan de helft van alle bantoekinderen van schoolgaande ouderdom. Meer dan 2200 Bantoes zijn reeds in het bezit van een universiteitsgraad, terwijl er in Ghana, Soedan, Oeganda, Oost-Afrika, Rhodesië en Niassaland met een gezamenlijke bevolking van meer dan 70 miljoen, slechts ongeveer 1700 in totaal zijn.Ga naar voetnoot2) De totale bantoebevolking is toegenomen van 6.595.597 in 1936 tot 10.807.809 in 1960; in 1936 woonden 1.245.682 daarvan in de stedelijke gebieden van Zuid-Afrika, terwijl het getal in 1951 was aangegroeid tot 2.832.534 en tot 3.192.130 in 1960. Met andere woorden: in de negen jaren van 1951-1960 was er een toeneming van 863.596 bij de stedelijke bantoebevolking. Verder wonen er nog meer dan drie miljoen Bantoes op het ‘blanke’ platteland. Het aantal Bantoes, dat dus hun permanente verblijf in de bantoegebieden heeft, is heel wat minder dan de helft van het totaal. Gedurende de tien jaar van 1950-1960 zijn meer dan 175.000 huizen voor Bantoes gebouwd tegen een uitgave van bijna R. 122 miljoen (f 610 miljoen), door de centrale regering en plaatselijke besturen. De Zuidafrikaanse spoorwegen hebben meer dan R. 113 miljoen (f 565.000 miljoen) uitgegeven voor aanleg van spoorlijnen en aankoop van rollend materieel speciaal voor het vervoer van bantoe-arbeiders naar en van hun werk. Zij vervoeren dagelijks meer dan 450.000 Bantoes. Deze toeneming van de stedelijke bantoebevolking is o.m. een gevolg van de fenomenale groei van de industrie welke Zuid-Afrika beleefde in het tijdperk van 1924/'25 tot 1957-'58. Hieromtrent zei dr. Norval, voormalig voorzitter van de Raad van Handel en Nijverheid: ‘While the number of establishments increased by 145.23 percent, the volume of output increased by no less than 2047,7 percent, the total number of employees by 440,1 percent and the fixed capital by as much as 1778,04 percent. The volume of output per establishment increased bij 790,2 percent and that per employee by 497,8 percent, while the fixed capital establishment increased by 666,7 percent all of which points to a material improvement in the set-up of the country's secondary industries. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||
with the increase in the volume of output, there has been a material increase in productivity, which can possibly be accounted for in as far as the non-Europeans are concerned by the greater stabilizing of the detribalized labour force.’Ga naar voetnoot1) * * *
De overgang van de eerste naar de tweede fase betekende dus een overgang van afstand en afzijdigheid - wat de Bantoe betreft - naar een proces van integratie en ineengestrengeldheid op cultureel, geografisch, politiek en economisch terrein. Het was onvermijdelijk, dat dit proces bij de niet-blanke gaandeweg moest leiden tot een bewustwording van zijn eigen positie van betrekkelijke ondergeschiktheid op economisch en politiek terrein en tot verzet tegen maatschappelijke en andere vormen van discriminatie. Het valt echter te betwijfelen of bij de blanke dit proces van integratie ook tot emotionele en psychologische aanvaarding van de feitelijke positie heeft geleid - de gezindheid van emotionele afstand en betrekkelijke psychologische gescheidenheid is, naar het schijnt, blijven voortbestaan, weliswaar getemperd door een goedhartig paternalisme en een algemeen gevoel van voogdijschap. Mogelijk ligt de verklaring hiervoor in het feit, dat de geschiedenis van Zuid-Afrika sedert het begin van deze eeuw, na de tweede vrijheidsoorlog, in het teken heeft gestaan van de verhoudingsstrijd tussen Afrikaans- en Engelssprekenden, de strijd met name van de Zuid-Afrikaners om zelfhandhaving en zelfuitleving tegenover het Engels sprekende gedeelte, t.o.v. zijn cultuur en taal, de politiek en de economie. Zijn krachten en energie heeft de Afrikaner aan deze taak toegewijd en hij heeft betrekkelijk weinig over gehad voor toegespitste en volgehouden aandacht voor de rassenvraagstukken. De twee wereldoorlogen hebben de spanning tussen de twee blanke bevolkingsgroepen verhoogd. Het zal inderdaad interessant zijn om te zien, hoe de Afrikaner in de toekomst t.o.v. de rassenproblemen gaat reageren, nu de Republiek is bereikt, de Afrikaanse taal en cultuur menselijkerwijs gesproken veilig is, en de strijd tussen Afrikaans- en Engelssprekenden voor alle praktische doeleinden achter de rug is. * * *
De derde fase - die ongeveer door het einde van de tweede wereldoorlog is ingeluid - openbaart zich vooral naar twee richtingen: 1. Bij de niet-blanken sterker wordende ontevredenheid (die soms de vorm van verzet in een of ander opzicht aanneemt) en krachtiger wordende eisen om gelijkberechtiging (die soms de vorm aannemen van eisen om politieke overheersing op grond van hun hoger aantal). In hoeverre deze ontwikkeling als een onontkoombaar uitvloeisel van de basis-elementen in de Zuidafrikaanse situatie moet worden gezien, dan wel als het rechtstreekse resultaat van gebeurtenissen buiten de Republiek, is moeilijk te beoordelen - waarschijnlijk van beide. Wat wel vaststaat, is dat ontwikkelingen buiten Zuid-Afrika een bepalende invloed hebben gehad en nog steeds hebben op de reactie en eisen van niet-blanken. De tweede wereldoorlog met zijn ideologische strijd tegen het nazibeleid van rassistische overheersing en meerderwaardigheid, de ontwikkeling van de idee, dat alle mensen voor God gelijk zijn en van de menselijke broederschap, de aanvaarding van het begrip, dat elk mens het recht heeft op volle eerbiediging van zijn persoonlijkheid en waardigheid, de totstandkoming en bedrijvigheden van de Verenigde Naties (met de overheersende rol van de Afro-Aziatische mogendheden daarin), de beëindiging van het kolonialisme en de onafhankelijkwording van vroeger ondergeschikte volkeren, vooral ook op het Afrikaanse vasteland, de wereldstrijd tussen het Westen en het communisme, en de bedrijvigheden van communistische agenten, de kreten van politieke vrijheid als eerste recht van elk volk en als voorvereiste voor volwaardigheid en ontwikkeling op elk ander terrein - al deze factoren hebben geleid tot verscherping van de tegenstellingen en conflikten in Zuid-Afrika zelf.
2. Bij de blanken wordt deze fase gekenmerkt door optreden en reactie in drieërlei richting:
a) de vastlegging in wetgeving en het verheffen tot regeringsbeleid van het beginsel van ‘apartheid’ tussen blank en niet-blank, m.a.w. de segregatie van beide groepen op zoveel gebieden als mogelijk is bij wijze van wetgeving en optreden van de overheid. Uit de aard van de zaak komen veel van deze maatregelen neer op - althans zo wordt dit door de niet-blanken geïnterpreteerd - scheiding zuiver en alleen op grond van ras en of kleur en op discriminatie ten nadele van de nietblanken. Het zou te veel ruimte in beslag nemen om hier een volledige lijst van zodanige wetgeving op te nemen. Op maatschappelijk gebied heeft het beleid als uitwerking de voorziening van aparte gerieven (toiletten e.d.) in alle openbare gebouwen, bij de vervoerdiensten, in het taxibedrijf enz.; op economisch terrein afbakening van werk en apartheid in vakverenigingen; op huisvestingsgebied gedwongen scheiding in de vorm van groepsgebieden; op biologisch gebied het strafbaar stellen van geslachtelijke omgang van en huwelijken tussen blank en niet-blank; op universitair terrein het verbod tot bijwoning door niet-blanken van colleges aan de vroegere ‘gemengde’ universiteiten; op politiek gebied is de vertegenwoordiging, die de Bantoe in het parlement en de Kaapse provinciale raad heeft gehad, afgeschaft, terwijl de kleurlingbevolking in de Kaapprovincie (de enige provincie waar deze groep stemrecht heeft gehad), van de gezamenlijke kiezerslijst is verwijderd en op een aparte kiezerslijst geplaatst, volgens welke zij door vier blanken in de Volksraad en twee blanken in de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Kaapse provinciale raad worden vertegenwoordigd. Laat ik hieraan dadelijk toevoegen, dat sommige van deze maatregelen, voortspruiten uit de oprechte overtuiging, dat ze in het belang zijn van de niet-blanken, omdat daardoor voor hen gelegenheden worden geschapen voor zelfontwikkeling, die anders niet zouden bestaan, en dat onrechtvaardige beconcurrering door de blanken zou worden uitgeschakeld. De vraag zou inderdaad gesteld kunnen worden of het apartheidsbeleid, zoals hier uiteengezet, moet worden gezien als antwoord en reactie, vooral van de Zuid-Afrikaner, op het proces van integratie, dat eerder is genoemd als kenmerk van de tweede fase, en als een poging om aan de gevolgen van deze integratie te ontkomen, of deze gevolgen tenminste te matigen. b) de uitvoering van het zogenaamde ‘Bantoestan’-beleid dat ten doel heeft de ontwikkeling naar constitutionele zelfstandigheid (zelfs mogelijke onafhankelijkheid) van de bantoegebieden. Plannen voor de gebieden in Transkei zijn reeds in uitvoering, er is reeds een Transkeis parlement in het leven geroepen, dat de eigen justitie, financiën, land- en bosbouw, binnenlandse aangelegenheden, arbeid en onderwijs zal regelen. De Transkei is feitelijk het enige bantoegebied dat door zijn geografische aaneengeslotenheid, zich leent tot een rationele constitutionele entiteit. Er is echter reeds bekend gemaakt, dat het Transkeise experiment een voorloper is van hetgeen ook met de andere bantoegebieden wordt beoogd. Het regeringsbeleid is erop gericht, geen particulier blank kapitaal en initiatief toe te laten in deze bantoegebieden, met het oog op hun economische ontwikkeling. De Bantoe, bijgestaan door de staat en de bantoebeleggingskorporasie, zal die
Kaaps kleurlingen-ballet
(Bij het zien van zoveel vrouwelijk schoon, zou men in Nederland zeggen: ‘iets aparts’) ontwikkeling zelf moeten ondernemen. Samenhangend hiermede is ook als beleid aanvaard de ontwikkeling van de z.g. randgebieden - d.w.z. gebieden die geografisch buiten, maar nabij de bantoegebieden zijn gelegen; in deze grensgebieden wordt de vestiging van industrieën door particuliere ondernemingen aangemoedigd. De bedoeling met de ontwikkeling van zelfstandige bantoestaten is, de overheersende politieke problemen tussen blank en Bantoe te regelen langs de weg van aparte constitutionele levenssferen; om zoveel Bantoes als mogelijk is van een permanent domicilie in deze bantoegebieden te voorzien, al zouden velen hunner nog in de bestaande industriecomplexen en stedelijke gebieden en in de te stichten fabrieken in de grensgebieden werkzaam zijn. Ook wordt gezegd, dat dit een poging is om aan discriminatie te ontkomen en om de vijandige buitenlandse meningen en vooroordelen te neutraliseren. Over de uiteindelijke aard en vorm van deze staatkundige zelfstandigheid en de eventuele verhouding tussen deze bantoestaten en de rest van Zuid-Afrika bestaat nog geen helderheid. Met andere woorden, hierdoor wordt gepoogd langs de weg van geografisch gescheiden staatkundige ontwikkeling de potentiële uitvloeisels van het integratieproces van de tweede fase aan banden te leggen en dit proces in tegenovergestelde richting te sturen. Omdat dit soort beleid niet ten opzichte van de kleurling- en Indiërgroepen kan worden toegepast, wordt gepoogd om binnen het raamwerk van hun geografische ‘ineengestrengeldheid’ met de blanken, aparte lichamen te scheppen - zoals b.v. de huidige Kleurlingraad - waaraan dan mettertijd zekere functies en machten t.o.v. hun eigen bevolkingsgroep zullen worden toegekend. In dit verband is er zelfs gesproken van ‘een staat binnen de staat’.
c) De ontwikkelingen in Afrika en de inmenging van de V.N. enz. in Zuidafrikaanse aangelegenheden, alsmede de mogelijke bedreiging binnenslands, hebben een kettingreactie op de Zuidafrikaanse situatie tot gevolg. De blanken voelen zichzelf bedreigd door deze gevaren; zij zien wat met andere blanken op het Afrikaanse vasteland gebeurt, in Algerije, Kenia en elders, en zijn vast besloten, dat deze ervaring niet in Zuid-Afrika zal worden herhaald; zij zijn zich bewust van de chaos en wanorde die in Kongo zijn ontstaan (en nog bestaan), en zijn vastberaden het ontstaan van zo'n toestand in Zuid-Afrika te voorkomen. De vijandigheid van de V.N. en van het Afro-Aziatische blok, die weten dat Rusland en de communistische satellietstaten alles zullen doen om de situatie voor eigen voordeel uit te buiten, de (zoals het de blanken in Zuid-Afrika toeschijnt) lamlendige houding van de Westerse mogendheden; de problemen van Zuid-West-Afrika - al deze factoren hebben een gevoel van solidariteit onder de blanken in Zuid-Afrika geschapen; zij voelen, zij staan alleen in de wereld en moeten zichzelf op elke mogelijke wijze sterk maken om de binnenlandse en buitenlandse be- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||
dreiging het hoofd te bieden. Hierdoor is bij vele blanken het gevoel ontstaan, dat zij ‘met de rug tegen de muur’ vechten. Het resultaat is natuurlijk sterk emotioneelgekleurde reacties, waardoor een kalme en rationele overweging van de rassenvraagstukken en de beste wijze waarop zij moeten worden gehanteerd, oneindig bemoeilijkt worden. Toenemende buitenlandse druk en inmenging zullen waarschijnlijk de emotionaliteit verhogen, en de blanken steeds minder geneigd maken om concessies of aanpassingen te overwegen. Op partij-politiek gebied leiden deze overwegingen tot steeds groter wordende steun voor het huidige bewind onder zowel Engels- als Afrikaanssprekenden in het geloof, dat een ‘sterke’ regering noodzakelijk is om het volk in deze crisistijd te leiden.
Terzelfder tijd hebben deze ontwikkelingen ook een verscherpende uitwerking op de eisen en geestesgesteldheid van de niet-blanken. Zij zijn zich terdege bewust van het feit, dat de meeste andere gebieden in Zuid-Afrika hun vrijheid hebben verworven, of snel op weg daarheen zijn; zij menen dat zij in hun strijd tegen z.g. blanke overheersing kunnen staat maken op effectieve interventie van buiten. Het resultaat is natuurlijk, dat ook zij in toenemende mate een emotionele reactie zullen tonen, dat zij onverantwoordelijk raken in hun eisen en dat zij ook in minder-wordende mate bereid of in staat kunnen zijn tot een rationele benadering. Of de totstandkoming van zelfstandige bantoestaten hierop een antwoord kan verschaffen zal de tijd wel moeten leren, maar voor velen schijnt dit twijfelachtig. Het grote gevaar in Zuid-Afrika, zo schijnt het, is dus de mogelijkheid van polarisering en verscherping van het conflict tussen blank en niet-blank; dat daardoor de rol van de gematigden in Zuid-Afrika - zowel blank als niet-blank - steeds moeilijker zal worden, valt eigenlijk niet te betwijfelen.
* * *
In het licht van het voorgaande moet het duidelijk zijn, dat het ‘apartheidsbeleid’ inderdaad twee volkomen verschillende dingen betekent, twee onverwante aspecten; de ene vorm van ‘apartheid’ is het beleid om de bantoegebieden tot zelfstandige constitutionele eenheden te ontwikkelen; de andere is het beleid van discriminatie en differentiatie louter op grond van ras en kleur. De eerste vorm kan op ethische gronden worden gerechtvaardigd en kan, indien hij behoorlijk wordt uitgevoerd, inderdaad een substantiële bijdrage leveren tot een betere regeling van verhoudingen tussen blank en Bantoe; dit houdt, potentieel althans, grote voordelen voor de Bantoe in die gebieden in. Dit verdient de sympathieke bejegening van allen in het buitenland, die de belangen van alle Zuid-Afrikaners op het hart dragen. Dat er blanke Zuid-Afrikaners zijn, die hierin de totale en finale ‘oplossing'’ van het blank-Bantoe-vraagstuk zien, is ongelukkig; volkomen geografische scheiding, hoe wenselijk dit ook al in theorie mag zijn, is in de praktijk ondenkbaar. Het probleem van de Bantoe, die permanent buiten de bantoegebieden is gevestigd, blijft daarmee onaangeraakt en onopgelost; zelfs de formule (want meer als zodanig kan het bezwaarlijk worden genoemd), dat de Bantoes, die buiten de bantoegebieden zijn gevestigd, als burgers van de ontluikende bantoestaten beschouwd zullen worden en in die staten hun burgerrechten zullen moeten uitoefenen, zal in de praktijk niet veel invloed uitoefenen op de politieke, economische en andere eisen van de permanent verstedelijkte bantoebevolking. De tweede vorm van ‘apartheid’, die neerkomt op discriminatie binnen een geïntegreerd staatsverband, enkel op grond van ras en kleur, is ethisch onverdedigbaar, en is dan ook hoofdzaak van de ontevredenheid en frustratie die onder de niet-blanken wel bestaan; ten spijte van al de pogingen tot rechtvaardiging en rationalisering, blijft zodanige discriminatie onaanvaardbaar voor de denkende niet-blanken. Het feit, dat veel van dit type apartheid in wetgeving is vastgelegd - en niet louter overgelaten aan de normale sociale processen van selectie en aanpassing - maakt de toestand in Zuid-Afrika iets bijzonders. Discriminatie op grond van ras en kleur komt in heel veel landen van de wereld voor, maar zelden wordt deze tot staatsbeleid verheven en bij wetgeving bepaald. Een soortgelijke positie wordt ook aangetroffen in de zuidelijke staten van Noord-Amerika, maar daar hebben de uitspraken van het hooggerechtshof na de belangrijke uitspraak over schoolintegratie in 1954, reeds verandering aangebracht. Zoals reeds gezegd maken Zuid-Afrikaners geen onderscheid tussen deze twee aspecten van ‘apartheid’. Ik wil beweren, dat het maken van zulk onderscheid niet alleen wenselijk is, maar dat het ene wezenlijk niets met het andere van doen heeft! De eerste vorm - die welke is gebaseerd op geografische en staatkundige scheiding - indien dit eerlijk is bedoeld en wordt uitgevoerd - bevat niets wat voor de Bantoe aanstotelijk behoeft te zijn; en zo'n beleid zou immers kunnen worden toegepast zonder dat er hoegenaamd enige noodzakelijkheid bestaat voor een beleid van kleur- of rassendiscriminatie. Men zou zelfs kunnen betogen, dat het beleid van aparte staatkundige ontwikkeling voor zijn succesvolle ontplooiing drastische veranderingen in het beleid van discriminatie vereist, aangezien het moeilijk is te voorzien, hoe een gezonde verhouding tussen enerzijds de blanken in de z.g. blanke staat en, anderzijds de bantoeinwoners van deze bantoestaten tot stand kan komen. wanneer de Bantoes in de ‘blanke’ gebieden steeds aan discriminerende wetgeving en optreden onderhevig zijn.
* * *
Bij wijze van samenvatting kan het volgende worden gesteld als sommige van de hoofdfacetten in de huidige tijd van het nimmer eindigende proces van actie en reactie t.o.v. het rassenverhoudingsvraagstuk in Zuid-Afrika. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Een groeiende solidariteit onder de blanken en toenemend verzet tegen buiten- en binnenlandse druk, met gevolg dat:
Daartegenover echter een toenemende bewustwording onder vooral het denkende deel van de blanken, dat de huidige situatie allerlei fundamentele tekortkomingen openbaart en niet onbepaald in die vorm kan worden gehandhaafd. Onder heel wat theologen en geestelijken is er een sterke reactie tegen de pogingen om bijbelse rechtvaardiging te vinden voor een beleid van rassenen kleurdiscriminatie, en een groeiende beklemtoning om de menselijke waardigheid en persoonlijkheid op alle levensterreinen te eerbiedigen; onder de z.g. intellectuelen is er bekommernis over de neiging tot dogmatisering en onverdraagzaamheid; onder zakenlieden en economen twijfel over de raadzaamheid van stappen zoals werkreservering, groepsgebieden, over toenemende werkloosheid onder de Bantoes enz. Terwijl over het algemeen het beleid van ‘bantoethuislanden’ in beginsel wordt ondersteund, wordt twijfel uitgesproken over het regeringsbeleid t.o.v. vooral de kleurlingen en ten opzichte van de permanent verstedelijkte Bantoes. Dit verschijnsel leidt tot een mate van spanning binnen de Afrikaanssprekende gemeenschap, alhoewel daar (om begrijpelijke redenen) op partijpolitiek gebied min of meer niets of weinig van blijkt.
Wat de Bantoes betreft zal de tijd moeten leren in hoeverre de schepping van zelfstandige ‘bantoethuislanden’ een wezenlijke bijdrage kan leveren. Het schijnt twijfelachtig of dat een vermindering zal gaan meebrengen van de eisen van de permanent verstedelijkte Bantoe. De ontwikkelingen in Afrika en elders, versterken hen in hun verzet en neigen ertoe, bij sommigen tot onredelijkheid en onevenwichtigheid te leiden. Vooral de kleurlingbevolking, die cultureel en biologisch nauw verwant is aan de blanke, is in een moeilijke positie. Onder beide groepen is er een gedurig proces van politiek gemanoevreer en tegenstrijdige pogingen tot het verkrijgen van macht aan de gang; effectieve politieke oppositie tegen het blanke gezag is uiterst moeilijk gemaakt en het verkrijgen van niet-blanke eenheid lijkt uiterst onwaarschijnlijk. Daarbij moet in gedachten worden gehouden dat het voor velen hunner voordeliger is liever met de overheid samen te werken. De algemene indruk is er een van verdeeldheid, maar terzelfder tijd een van groeiend verzet en frustratie onder de ontwikkelde groepen.
* * *
Er is in dit artikel niet gepoogd, een volledig beeld te geven van alle aspecten van de huidige positie in Zuid-Afrika. Ik verzoek de geachte lezer in die geest deze uiteenzetting te lezen en te interpreteren.
N.J.J. OLIVIER.
Prof. N.J.J. Olivier is hoogleraar in Bantoeadministratie en -recht aan de Universiteit van Stellenbosch. Hij was tot 1961 vice-voorzitter van het Suid-Afrikaanse Buro vir Rasseaangeleenthede (SABRA), een organisatie tot studie van en voorlichting over het Zuidafrikaanse vraagstuk waarin vele Afrikaner-intellectuelen zich verenigd hebben. Red. |
|