Dezelfde adellijke en geestelijke heren, rijk aan grond, privileges en aanzien, die weinige jaren vroeger de reactionaire Brabantse Omwenteling gespijsd hadden, weken angstvallig voor de ongenadige verbetenheid der Franse revolutionairen. Toch zijn het milieu en de belangen van de traditionele heren in Vlaanderen, in 1798 de voedingsbodem geworden van een uitzichtloze wanhoopspoging om het oude te herstellen: de ‘Boerenkrijg’, mede een opstand tegen de Franse bezettingsmaatregelen. Sedert 1797 maakt Vlaanderen deel uit van Frankrijk. In de daarop volgende jaren zet zich een verschijnsel door dat voorheen zich reeds krachtig aankondigde: de wording van de nieuwe sociale groep der ondernemers. Deze ondernemersklasse neemt in de Franse tijd een belangrijke uitbreiding. Kwantitatief en kwalitatief. Deze demografische en sociaal-politieke ontwikkeling is natuurlijk het gevolg van de industrialisatie die doorgevoerd wordt onder impuls van de Franse autoriteit en verder gevoerd wordt ten tijde van het Napoleontische rijk. Sociaal-economisch wordt nu de burgerij gevormd en het Franse regime zal de nieuwe dynamische groep politiek aan bod brengen.
Op alle gebied staat deze bourgeoisie in heftige oppositie tegenover de aloude grondadel en de geestelijkheid. De belangen van beide machtsgroepen zijn grondig verschillend en zelfs vaak onderling vijandig. De Franse instellingen en staatsleiding hebben deze industriële burgerij ongemeen sterk gemaakt. De Franse tijd heeft deze nieuwe groep niet alleen opgewerkt maar ook aan de
Oproep, opgesteld door Mr. A.R. Falck, Algemeen Secretaris van Staat (Arch. Staatssecr., 6083, Alg. R. Arch. 's-Gravenhage).
bewinds-top geplaatst van een maatschappij waar niet langer grondbezit en privileges de enige criteria van politieke macht en aanzien waren, maar veeleer rijkdom. De vorming van deze nieuwe groep van burgers geschiedt in de Zuidelijke Nederlanden meer opvallend en ingrijpend dan in de Noordelijke Nederlanden. 1813 staat temidden van deze ontwikkeling! Deze bourgeoisie is als het ware een ‘modelbourgeoisie’ van de 19de eeuw: dynamisch, ondernemend, vergroeid met de praktijk van het economisch liberalisme, op wereldbeschouwelijk vlak voltairiaans denkend, op politiek vlak strijdend anticlericaal. Haar grote voorbeeld: Frankrijk en de Franse bourgeoisie waarmee zij tussen 1792 en 1814 in de volle zin des woords ‘groot’ is gegroeid.
Wanneer in 1813 de Fransen het Noorden ontruimen, tekent zich in de opinie aldaar het bewustzijn af van een nationaal gevoel. Dit ontbreekt in het Zuiden. Men is er, in de volkslagen, ‘Brabander’, ‘Vlaming’, ‘Luikenaar’. Alleen de bourgeoisie herkent haar vaderland. Zij betreurt de ondergang van Frankrijk waar zij naar de materiële belangen en qua zeden thuis was gaan horen. Hoe ook, weinigen in de zuidelijke Nederlanden hoopten op een vereniging met het Noorden. Enig verwantschapsgevoel was weinig aanwezig. Vooral niet in het milieu van de economische en politieke machthebbers. De adel was sedert het einde van de 16e eeuw van de protestantse en moderne Republiek weggekneed door verspaansing, Contrareformatie en privilegeregiem. De vervreemding was volkomen. Wat de burgerij betreft - wij schreven het al - zij was door vorming en opkomst grondig en gretig op Frankrijk ingesteld.
Deze structuur werkt in en na 1813 ongestoord door. In 1814 werden de Nederlanden verenigd. Koning Willem I werd met de wel zeer moeilijke taak belast de beruchte ‘amalgame’ te verwezenlijken: een ‘union intime et complète’ tussen beide delen der Nederlanden die zozeer uit mekaar geëvolueerd waren. Illustratief voor deze andersgerichtheid is de afkerige houding van het Zuiden t.a.v. het principe van godsdienstvrijheid. Hier ontmoet men andermaal deze, reeds in 1789 zo heftig ‘reagerende’, katholieke adel-en-kerkpartij.
In 1814 en 1815, na de val van de Franse lekenstaat, rekent het katholieke milieu op een herstel van het Ancien Regime. In deze verwachtingen komen zij bedrogen uit: het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden wordt een lekenstaat. Aan de Napoleontische staatsopvatting wordt fundamenteel niet getornd. Nu is het de beurt van de katholieken om naar het Franse, deze keer wel heel anders geaarde, model op te kijken: het Frankrijk van de Restauratie. Wanneer in 1815 het overwegend katholieke Zuiden zich verzet tegen het principe van de vrijheid en de gelijkstelling van eredienst - vast te leggen in de aan de goedkeuring der ‘notabelen’ onderworpen grondwet - dan betekent dit dat een derde keer de conservatieve adel-en-kerkpartij zich verzet tegen de inrichting van een lekenstaat: voorheen tegen de pogingen van Jozef II en Napoleon, nu tegen die van Willem I.
A.J. VERMEERSCH.