[Nederlandse scholen in Iran (vervolg)]
uitgaat, dat de kinderen in de loop van hun wisselvallig schoolbestaan (overplaatsingen, verloven) veel kans lopen een jaar te verliezen, worden zij al met hun vijfde jaar tot de school toegelaten en komen dan in een apart klasje dat vooropleiding geeft tot de eigenlijke eerste klas. Dit groepje werkt onder leiding van een echtgenote van een employé. Voor de kinderen uit de zesde klas bestaat de mogelijkheid om ter plaatse toelatingsexamen voor het middelbaar onderwijs in Nederland te doen.
De Nederlandse afdeling van de school in Masjid-i-Sulaiman, waar een soortgelijke ontwikkeling als in Abadan heeft plaatsgevonden, werkt in twee groepen, elk onder leiding van een Nederlandse onderwijzeres. Het aantal leerlingen is ± 15, alle kinderen van olie-employé's.
Tot voor kort was in Masjid-i-Sulaiman ook nog een derde Nederlandse onderwijzeres gestationeerd, wier taak het was de kinderen op afgelegen plaatsen les te geven. Daartoe reisde zij per vliegtuig van de ene plaats naar de andere. Sedert kort heeft zij haar standplaats in Ahwaz.
De Nederlandse school in Teheran is later ontstaan dan de scholen in het zuiden. Na de olie-overeenkomst werd in Teheran een, aanvankelijk klein, hoofdkantoor gevestigd, dat allengs groter werd, waardoor zich vele gezinnen van olie-employé's in Teheran gingen vestigen. Hierdoor ontstond weer de noodzaak van onderwijs, hetgeen in Teheran, waar zich diverse buitenlandse scholen bevinden, vrij gemakkelijk kon worden opgelost. Er bestond evenwel geen Nederlandse school en de Nederlandse gemeenschap was er te klein om een school te bekostigen. Op initiatief van de heer Scholtens, de toenmalige directeur van het Consortium, werd in 1956 een Nederlandse school gesticht, waarvan alle kosten door het Consortium werden gedragen. Er werd een onderwijzeres vanuit Nederland aangetrokkken en met zes leerlingen begon deze in een tot schoollokaal geïmproviseerde kamer van het hoofdkantoor. In tegenstelling tot Abadan, waar de buitenlanders praktisch allen in de olie-industrie werkzaam zijn, zijn in Teheran diverse andere Nederlandse ondernemingen werkzaam, zoals Mecon (een technisch advies bureau), K.L.M., Philips, Ned. Handel Mij., Werkspoor/Stork, e.a. Het Consortium had geen bezwaren tegen de toelating van ‘niet-olie-kinderen’ en door deze maatregel groeide de school snel, hetgeen met zich meebracht, dat er twee nieuwe leerkrachten moesten