In de meeste bloemlezingen van Duitse verskunst zal men twee of drie stukken in het Nedersaksisch aantreffen (Storm, Groth); deze Nederduitse gedichten aanvaardt het lezerspubliek over het algemeen als aardige relicten uit een voorbije tijd en een dorps milieu. Nederfrankische verzen zal men daarentegen steeds tevergeefs zoeken in dergelijke bundels. Er bestaan zelfs Nedersaksische Bijbelvertalingen, die echt gebruikt worden, zelfs in kerkdiensten. Het is ook nog steeds mogelijk, op enkele plaatsen in het Nedersaksisch te preken, wat in het Nederfrankisch, de taal die het nauwst met het Nederlands verwant is, volstrekt onmogelijk geworden is en haast blasfemisch zou aandoen.
Van het Nederfrankisch gebied hoort alleen maar een relatief smalle strook bij Duitsland; het is zijn vroegere culturele centra Limburg, Brabant, Vlaanderen en Gelderland kwijt en kon dus moeilijk de kracht opbrengen, die voor behoud van eigen taal nodig is. Het duidelijkst doet het Nederfrankisch zich nog gelden tijdens de carnavalstijd; maar de averechtse uitwerking hiervan ligt voor de hand, als men aan het effect denkt, dat gesproken Nederlands buiten de carnavalstijd moet uitlokken. Waar de verbinding met het echte Nederlands tot ca. 1850 nog in leven was, b.v. in Kleef, Kevelaer of Straelen, daar hebben de Pruisen deze verbinding met geweld verbroken. Van Nederlandse zijde gebeurde niets tegen deze linguïstische verkrachting.
De Nederfrankische strook binnen Duitsland heeft dus moeten beleven, hoe haar oorspronkelijke taal steeds meer naar beneden werd gedrukt en nog veel dieper afzakte dan het Nedersaksisch. Vandaag is dit bij uitstek het gebied, waar het gebruik van de oude volkstaal het meest voor sociaal minderwaardig en suspect geldt en waar dus ook de instinctieve afkeer van het Nederlands zich het sterkst voordoet. Helaas vindt men juist hier het overgrote deel van alle Duitsers, die langs de Nederlandse grens wonen, geconcentreerd en ligt het aantal stedelijke centra veel hoger dan in het Nedersaksische grensgebied. De streek, die eigenlijk als de aangewezen bemiddelaar tussen Nederlandse en Duitse kultuur moest fungeren, belemmert nu op een uitermate droevige manier de wederzijdse verstandhouding, omdat haar bewoners, die niet meer zonder meer in staat zijn de taal van de Nederlandse partner voor volwaardig aan te zien, hun verkeerde opvatting onwillekeurig ook doorgeven aan het overige Duitstalige gebied. En voor dit overige gebied geldt toch al, wat ik boven reeds zei, dat alles, wat de Hoogduitse klankverschuiving niet heeft ondergaan, gauw voor inferieur wordt gehouden.