actie voor de vernederlandsing van de Gentse Universiteit? De voornaamste reden is wel, dat het in levensbeschouwelijk opzicht neutrale grootnederlandse terrein het meest geschikt was om flaminganten van diverse politieke richting, ongehinderd door de tegenstellingen die hen dagelijks verdeelden, bij elkaar te brengen. De Vlaamsgezinden, die aanstuurden op Vlaamse actie boven partijverdeeldheid, ontmoetten elkaar in het A.N.V., dat daardoor als het ware vanzelf ingeschakeld werd in de Vlaamse Beweging.
Na 1914 is dan de verdeeldheid in de Vlaamsgezinde gelederen gekomen, een verdeeldheid, die zich ook op het grootnederlandse vlak in zeer sterke mate deed gevoelen, en die met name het A.N.V. verscheurd heeft. In Vlaanderen betekende het Verbond niet veel meer en het stond geheel buiten de Vlaamse Beweging. Het A.N.V. werd in feite een Noordnederlandse vereniging met afdelingen overal over de wereld, waaronder enkele in Vlaanderen. Dit bleef de situatie tot vóór enkele jaren.
Het heeft geen zin in dit bestek de oorzaken van deze ontwikkeling nader uit te pluizen. Wij hebben alleen op de nauwe band, die vóór 1914 bestaan heeft tussen de Vlaamse Beweging en het A.N.V. willen wijzen, omdat de relatie tussen deze twee sedert enkele jaren opnieuw aan de orde is gesteld. In de kolommen van dit blad is al herhaalde malen uiteengezet, hoe het A.N.V. thans staat tegenover de Vlaamse Beweging. Het is niettemin dienstig de positie van het Verbond in deze nogmaals nauwkeurig te omlijnen, en dit om twee redenen. Ten eerste, omdat een aantal leden, met name overzee, moeite heeft de koerswijziging van enkele jaren geleden te volgen, en ten tweede om aan buitenstaanders duidelijk te maken, wat ze aan het A.N.V. hebben.
Voor bovengenoemde koerswijziging zijn twee hoofdoorzaken aan te wijzen. Eén factor is geweest het onafhankelijk worden van Indonesië, waardoor de afdelingen van het A.N.V. in dit land verdwenen en het zwaartepunt van het Verbond automatisch een verschuiving onderging. De tweede factor was het streven naar wat wij thans algemeen-Nederlandse integratie noemen en dat in nieuwe vormen sedert enkele jaren in de belangstelling is gekomen. Door zich ten volle in te zetten voor een algemeen-Nederlandse integratie neemt het A.N.V. de draad weer op, die in 1914 afgebroken werd en die tot voor kort, ondanks talrijke pogingen, die ondernomen werden, door het Verbond eigenlijk nooit goed hersteld was. Nu is het evenwel niet mogelijk zich actief in te zetten voor algemeen-Nederlandse integratie zonder een standpunt in te nemen t.o.v. de Vlaamse Beweging. Het zijn in de eerste plaats de Vlaamsgezinden, die deze integratie voor wat Vlaanderen betreft moeten bewerkstelligen. Wil het A.N.V. een wezenlijk stimulerende functie vervullen in het streven naar integratie, dan moet het zich solidair betonen met de Vlaamse Beweging. Want één voorwaarde voor een werkelijke algemeen-Nederlandse integratie is de voltooiing van de Vlaamse emancipatie in België. Die integratie blijft een dood ding, wanneer de Noordnederlanders onverschillig staan tegenover de Vlaamse strijd, die nog steeds gevoerd moet worden. Op zijn minst mogen de Vlaamsgezinden uit Nederland sympathie verwachten. Er is in dit opzicht gelukkig een kentering te bespeuren.
Hiermee is echter voor een vereniging als het A.N.V. nog nauwelijks een gedragslijn bepaald. Er zijn nu eenmaal belangrijke zaken, waarover de Vlaamsgezinden het onderling niet eens zijn. Met name betreft dit het vraagstuk van de Belgische staatsstructuur. Welnu, de enige gedragslijn, die het A.N.V. kan aannemen, is slechts stelling te nemen op punten, die door een brede communis opinio van Vlaamsgezinden gesteund worden. Op dit ogenblik ligt de grens van die stellingname bij de culturele autonomie voor de twee landsdelen in België. Hoewel er meningsverschillen zijn in het Vlaamse kamp over de modaliteiten van de culturele autonomie, wordt de wenselijkheid ervan in Vlaamsgezinde kring algemeen aanvaard.
In dit blad is al herhaalde malen uiteengezet, dat een algemeen-Nederlandse integratie vooral een eigen specifieke vorm zal moeten krijgen op het vlak van het cultuurbeleid, in de meest brede zin. Het is een gelukkige omstandigheid, dat algemeen-Nederlandse culturele integratie aansluit bij het door de Vlaamsgezinden algemeen aanvaarde beginsel van de culturele autonomie. De voor een algemeen-Nederlandse integratie eveneens zeer belangrijke sociaal-economische integratie van de grensgewesten kan zijn beslag krijgen in het kader van het regionaal-economisch beleid in Benelux- en Europees verband.
De Vlamingen zullen zelf de Vlaamse kwestie op moeten lossen. Noordnederlanders kunnen hen daar echt niet veel bij helpen. Maar dat betekent niet, dat zij onrechtstreeks niet bij de Vlaamse Beweging betrokken zijn en geen belang hebben bij de verwezenlijking van de Vlaamse eisen.
Zoals gezegd, een algemeen-Nederlandse integratie - noodzaak voor ons in een Verenigd Europa - veronderstelt een Vlaanderen, dat zich onbelemmerd kan ontplooien; een werkelijk levende algemeen-Nederlandse integratie moet mede gebaseerd zijn op een onderlinge solidariteit. In de praktijk van dit ogenblik wil dit voornamelijk zeggen: Noordnederlandse solidariteit met de Vlaamse Beweging. Daarvoor is het nog niet nodig, dat Noord-Nederlanders mee op Brussel marcheren, maar wèl, dat zij beseffen dat zo'n mars op Brussel voor hen meer moet zijn dan alleen een sensationeel verhaal in de maandagochtendkrant.
Het A.N.V. kan zich als vereniging niet mengen in intern-Vlaamse discussies; het zou voor het Verbond de ondergang betekenen, zoals het A.N.V. na 1914 als groot-Nederlandse vereniging feitelijk ten onder gegaan is omdat het vóór 1914 zo sterk betrokken was bij de intern-Vlaamse discussie. De omstandigheden zijn nu volslagen anders dan vóór 1940 het geval was. Maar bezinning op het verleden kan niettemin vruchtbaar zijn.