Nederlands moeten vertalen. Na b.v. 10 zinnen wordt het vertaalde voorgelezen en worden de fouten besproken. Op deze manier wordt de woordkeus van de studenten uitgebreid en de toepassing van de verschillende regels duidelijker.
In de hogere semesters vertalen we teksten op economisch en politiek gebied, zowel in als uit het Nederlands. Bovendien vertalen we Nederlandse teksten, die betrekking hebben op de Nederlandse cultuur uit het verleden en het heden, in het Duits. Wanneer de tijd zulks toelaat lezen en bespreken we ook wel Nederlandse werken van schrijvers en dichters, zowel moderne als oudere werken. Daarnaast is er een uur voor ‘Diktat und Wortschatzübung’. Het blijft in de eerste drie semesters altijd nog moeilijk voor de studenten de spelling onder de knie te krijgen, terwijl het boekje ‘Schwere Woerter’ van Dr. Gerzon, Dr. Brouwer en Dr. Ras goede diensten bewijzen.
Tenslotte heb ik nog een vertaaluur uit het Frans en uit het Engels in het Nederlands; de teksten variëren en hebben zowel betrekking op politiek en economie als op algemene onderwerpen. In totaal zijn het 10 lesuren per week.
Naast mij werkt sedert enige jaren de heer Doerner mede op juridisch gebied. Hij behandelt b.v.: Parlementarische Einrichtungen in den Niederlanden und in Deutschland’, en houdt ‘Uebersetzungsübungen Niederlandisch-Deutsch juristischer Texte mit Kommentierungen’. Voor deze steun ben ik zeer dankbaar. De heer Doerner is jurist en heeft als zoon van een diplomaat zijn jeugd in Nederland doorgebracht, zodat hij op en top met de Nederlandse mentaliteit en toestanden op de hoogte is. Onze samenwerking is buitengewoon prettig. De mondelinge examens nemen we ook samen af. Zodoende heerst er van beide kanten een goede geest en bestaat er een zekere band tussen de studenten onderling en tussen ons en de studenten.
De studenten, die de Nederlandse colleges bezoeken, komen niet alleen uit Duitsland, maar eveneens uit Italië, België, Scandinavië en Amerika. In het voorjaar 1962 deed een Italiaanse haar tolkexamen met Duits als eerste en Nederlands als tweede vreemde taal. Ze is goed geslaagd en werkt thans in Brussel. Ze schreef me enige keren zeer opgewekt over haar werk daar en tevens dat Nederland haar bij elk bezoek beter beviel. Ook aan het einde van het wintersemester 1962/63 doet een jongmens zijn tolkexamen en wel met Nederlands als derde vreemde taal. Bovendien legt een ‘Diplom-Uebersetzerin’ voor Russisch en Engels thans ook haar examen voor Nederlands af.
Behalve degenen, die voor vertaler of tolk studeren, nemen ook af en toe jongelui van andere faculteiten,
Mevr. A.C. Gewin-Salm
Dr. H. Dörner
die b.v. een of twee jaar in Nederland willen studeren, aan mijn lessen deel. De laatste twee semesters had ik twee studenten, die theologie studeren, en nu een studiebeurs voor Utrecht hebben gekregen. Op deze wijze is er onwillekeurig veel afwisseling, want door b.v. de aanwezigheid van zowel Duitsers als Nederlanders in een vertaaluur, is dan ten dele het Duits, ten dele het Nederlands de moedertaal van die deelnemers, waardoor juist de fijnheden van de beide talen ter sprake komen. Dank zij een subsidie, die het lectoraat sedert 1961 van het Ministerie voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-Gravenhage ontvangt, is de bibliotheek van het Instituut met een groot aantal Nederlandse boekwerken uitgebreid, hetgeen het onderwijs ten goede komt.
Naast het serieuze wetenschappelijke werk is er ook de nodige ontspanning voor de studenten. In Heidelberg worden zeer goede concerten gegeven en er worden lezingen op velerlei gebied gehouden. Eenmaal per jaar, aan het eind van het wintersemester, wordt er in Heidelberg altijd een interessante avond gegeven door de buitenlandse studenten. De Nederlanders hier hebben de laatste jaren ook trouw meegeholpen de eer van het vaderland hoog te houden. Zij hebben een Benelux-groep gevormd en gemeenschappelijk op die avonden een nummer opgevoerd. Aangezien ik persoonlijk, naast mijn grote belangstelling voor talen, in mijn jeugd de zangkunst serieus heb beoefend, heb ik de jongelui bij de voorbereiding voor dit optreden steeds met raad en daad kunnen bijstaan. Ik beschouw het als een erezaak, dat mijn landgenoten in dit milieu de naam van Nederland hoog houden. De Nederlandse Ambassade in Bonn was steeds bereid ons te helpen met costuums e.d. De beide laatste jaren is zelfs onze consul uit Stuttgart persoonlijk op de feestavond aanwezig geweest, welk bewijs van belangstelling door allen op hoge prijs werd gesteld.
Vol vertrouwen gaan de heer Doerner en ik thans weer het zomersemester tegemoet, in de hoop dat ons werk ook in de toekomst goede vruchten mag afwerpen en een bijdrage mag vormen tot de versteviging van de culturele betrekkingen tusen Nederland en Duitsland.
A.C. GEWIN-SALM