Duitsland en Nederland in de Westduitse omroep
Prof. dr. H.J. Prakke, sedert jaren lid van het Algemeen Nederlands Verbond, thans Direktor des Instituts für Publizistik der Westf. Wilhelms-Universität Münster, was zo vriendelijk ons de tekst toe te zenden van een radiogesprek, gehouden op 2 april voor de Westduitse radio.
Aan dit gesprek namen deel de heren Walter Först, Heiner Lichtenstein, August Kersting uit Bocholt en prof. Prakke.
Wij achten het van het grootste belang, dat radio-uitzendingen van deze aard, die o.a. beogen de juiste sfeer te scheppen tussen de volken aan weerszijden van onze oostgrens, nog menigmaal zullen worden herhaald. De typeringen in dit gesprek van Nederlanders en Duitsers leidden voor velen tot een beter begrip en tot een betere waardering van de buren aan de overzijde van de grens.
Prof. Prakke wees o.a. op de betekenis van de Nederlandse taal en letterkunde, de taal door meer dan 17 miljoen mensen gesproken, maar tevens op de betreurenswaardige omstandigheid, dat, hoewel aan elke universiteit in Nederland een leerstoel voor de Duitse taal en letterkunde is ingericht, aan geen enkele universiteit in Duitsland een gelijkwaardige leerstoel voor de Nederlandse taal en letterkunde bestaat.
Op eerlijke wijze werd aandacht geschonken aan de verwijdering tussen Nederlanders en Duitsers nà 1940 en de vele oprechte pogingen gedaan om weer tot normale verhoudingen te komen. Daarbij werd met voldoening gewezen op de oprichting, tien jaren geleden in Amsterdam, van de Nederlands-Duitse Vereniging, en op de Berlijnse Week in Groningen in 1962 door burgemeester Brandt geopend en voorts op de vele Nederlandse Weken, die in West-Duitsland al weer bijna een traditie zijn geworden.
Voor de in Essen in mei 1963 gehouden Nederlandse Week verwijzen wij naar een bespreking daarvan in dit nummer van Neerlandia, onder de titel ‘Uit de tijdschriften’, ontleend aan een artikel in de Post van Holland, mei-nummer 1963, blz. 13 evv.
Uiteraard werd ook van gedachten gewisseld over de laatste verwikkelingen rondom de E.E.G., de toenadering tussen Frankrijk en de Bondsrepubliek (De Gaulle en dr. Adenauer) en het kort geleden in de Eerste Kamer aangenomen Duits-Nederlands Verdrag.
Dr. Prakke verdedigde op uitstekende wijze het Nederlandse standpunt en wees er daarbij op, dat Nederland door zijn ligging en geschiedenis atlantisch is ingesteld.
Allen waren van mening, dat zo spoedig mogelijk een einde moet komen aan het ontstaan van cliché-voorstellingen over Nederlanders en Duitsers, omdat men dan een vertroebeld en vertrokken beeld krijgt en daarmee de onderlinge toenadering niet is gediend.
Voorts was er eenstemmigheid over het feit, dat Nederland in economische zin moet samenwerken met het grote achterland, de Bondsrepubliek. Er is echter - aldus Prof. Prakke - in Nederland een grote groep, die niet alleen uit economische of politieke, maar ook en vooral uit culturele overwegingen ‘ja’ zegt op de vraag over het al dan niet samengaan in het Europa van de toekomst.
Ons compliment voor deze uitzending. Wij zien uit naar een vervolggesprek.
In zijn brief aan het Verbondsbestuur merkte Prof. Prakke nog op, dat z.i. het Nederlands in de grensgebieden in Duitsland goede kansen gaat maken en met voldoening deed hij er mededeling van, dat de burgemeester van de Duitse grensplaats Nordhorn, bij de opening van de weg Coevorden - Emlichheim, een rede hield in onberispelijk Nederlands.