Neerlandia. Jaargang 67
(1963)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdFrans Vlaanderen
| |
[pagina 83]
| |
Lezing van Robert VictoorIn de middagvergadering hield de heer Robert Victoor, de directeur van de Middelbare School te Kapelle (bij Duinkerken) en een der belangrijkste cursusleiders, een zeer boeiende en geestige lezing over de positie van het Nederlands in Frans-Vlaanderen. In de streek tussen Rijssel en Duinkerken, het Zuid-Vlaanderen dat in 1962 te Duinkerken het ‘trois-centenaire du rattachement à la France’ vierde, spreken, aldus de heer Victoor, naar schatting nog een 40 à 50.000 Frans-Vlamingen een Westvlaams dialect. De spreker stelde met nadruk vast, dat de Zuidvlamingen allereerst loyale Franse staatsburgers zijn. Als zodanig wensen zij de Franse staatsinstellingen te eerbiedigen. Dit neemt evenwel niet weg, dat velen van hen tevens bewuste Vlamingen zijn en het grote belang inzien van het behoud van hun westelijke cultuur. Helaas is echter bij vele Zuidvlamingen het besef verloren gegaan, dat hùn taal, hùn cultuur deel uitmaakt van de Nederlandse taal en cultuur en derhalve steunt op een rijke geschiedenis en waard is gecultiveerd te worden. Daarom is het des te noodzakelijker dat het onderwijs in de Nederlandse taal in dit stukje Frankrijk wordt uitgebreid, opdat - de heer Victoor citeerde vrij naar Rabelais - ‘wij Fransen onze hersenen meer en meer scherpen aan de Nederlandse’. Het verfransingsproces, dat vooral sinds het einde van de vorige eeuw sterk toenam, deed de bevolking neerzien op eigen waarden. Maar mede dank zij het Comité flamand de la France is het begrip voor de eigen achtergrond langzaam groeiende. Resultaat hiervan is misschien ook het stijgende aantal leerlingen aan cursussen in de Nederlandse taal. Hoewel de lessen buiten schoolverband in extra uren moeten worden gegeven, wordt er thans in 6 plaatsen Nederlands onderwezen: in Kapelle, Duinkerke, Hazebroek, Hondschoote, Steenvoorde en Douai. De heer Victoor verhaalde hoe hij, van huis uit Franstalig, zich de moeite getroost had in Rijssel aan de universiteit Nederlands te leren ‘om dichter bij het volk te staan en omdat ik zelf Vlaming ben’. Alleen een politieke grens ligt er door Vlaanderen, geen wèrkelijk scheidende grens. Spreker vertelde van de familiebanden over en weer en noemde tientallen namen. Hoewel Franse scholen veel contact zoeken met Engelse onderwijsinstellingen, zou de heer Victoor gaarne meer toenadering tot de Nederlanden zien. Er zijn reeds contacten gelegd met Deventer en Naaldwijk. ‘Helaas’, verzuchtte de spreker tot slot, ‘kan ik alléén niet goed maken wat in 300 jaar verloren ging’, daarmede wellicht aandringend op nog groter financiële en morele steun uit de overige Nederlanden. | |
Lezing André DemedtsVoorts spraken de heren Josef Deleu, hoofdredacteur van ‘Ons Erfdeel’ en André Demedts, bekend literator en directeur van de Belgische gewestelijke omroep Kortrijk, welke zender periodieke uitzendingen voor Frans-Vlaanderen verzorgt. De heer DemedtsGa naar voetnoot1) gaf een overzicht van de Franse wetgeving op het punt van de streektalen en sprak over de geschiedenis van het Nederlands onderwijs in Frankrijk. In 1926 begon prof. Despicht met een lectoraat in het Nederlands aan de vrije universiteit te Rijssel, opgevolgd door Maxime Deswarte, tevens leraar te Hazebroek. Sinds 1947 wordt er ook aan de rijksuniversiteit te Rijssel Nederlands gedoceerd. In het kader van het Belgisch-Franse culturele akkoord werd deze leerstoel verkregen in ruil voor een Franse leerstoel te Gent. Lector te Rijssel was allereerst Prof. Van Elslander, thans Dr. W. Thijs. Het is nu mogelijk een akte Nederlands te behalen, doch men moet examen afleggen bij prof. Pierre Brachin aan de Sorbonne te Parijs. De heer Demedts wees op het uitstekende werk van prof. Brachin ‘La littérature néerlandaise’ (besproken in ‘Neerlandia’ van febr. j.l.). Sinds 1926 is nu in Frankrijk het Nederlands als examenvak voor het baccalaureaat mogelijk, terwijl de wet van 1949 op de streektalen in het lager onderwijs slechts met grote beperkingen ook het Nederlands toelaat, zij het niet met name genoemd. De inspecteur van het onderwijs heeft echter op basis van de wet van 1949, - onderwijs buiten de officiële schooluren en niet verplicht -, Nederlandse cursussen in Frans-Vlaanderen toegestaan. Men is echter geldelijk afhankelijk van vrijwillige giften. De heer Demedts wenste in dit verband nog eens uitdrukkelijk het Algemeen Nederlands Verbond, het Prins Bernhardfonds en de Kultuurraad voor Vlaanderen te noemen, welke gelden en leermiddelen ter beschikking hebben gesteld. Redelijk zou zijn, wanneer de Franse regering tot subsidiëring van onderwijs in de Nederlandse taal zou overgaan. In het kader van de Europese integratie, met de daaraan verbonden verplichting van elkaars culturen kennis te nemen, zou de Franse regering tegenover de enorme bedragen die de Nederlandse en vooral de Belgische regeringen besteden aan het onderwijs in de Franse taal, beslist wel enig onderwijs in de Nederlandse taal aan middelbare en lagere scholen in Noord-Frankrijk kunnen bekostigen. Er is niet alleen een algemeen Nederlands belang mee gediend: door de bevolking duidelijk het verschil tussen hun streektaal, een Nederlands dialect, en het Frans te tonen, zal men tevens zuiverder Frans leren spreken en schrijven. Bovendien legt men een hechtere basis voor het aanleren van zowel de eigen als een vreemde taal. Reeds nu leert men in dit deel van Frankrijk gemakkelijk Engels en Duits, dank zij het van oorsprong in het Vlaams denken.
Een levendige discussie rondom de opgeworpen problemen gaf deze waardevolle dag extra diepgang en glans.
J. Kits Nieuwenkamp. C. van Leeuwen. |