perus kunnen geven is, dat de bewondering die zijn vrouw hem als jong meisje al toedroeg, zich voortdurend heeft verdiept.
Het is daarom volstrekt onwaar, dat Louis Couperus in enige periode van zijn leven aanleiding zou hebben gegeven tot vermoedens van uitspattingen in zijn persoonlijk leven. Wie uit zijn oeuvre een homo-erotische aanleg of drang zou willen distilleren, slaat de plank volkomen mis. Indien buiten zijn werk Couperus iets was... dan was hij een flirt. Het weinige verdriet, dat hij zijn vrouw in een huwelijk van dertig jaren misschien wel eens heeft aangedaan, was het gevolg van flirtations - waarschijnlijk onschuldig.
Zeer gesteld op verering van de zijde van het schone geslacht, bleef zijn omgang met mannen geheel imaginair. Hij had weinig belangstelling voor het doen en laten van zijn mannelijke tijdgenoten: hij vond hen vervelend of vermoeiend. Alleen voor Gabriele d'Annunzio had hij een geamuseerde bewondering; met deze dichter-held kon hij zich in de geest misschien wel vereenzelvigen.
De personen die in zijn korte stukjes vaak verschijnen, zoals Jan en Orlando, zijn scheppingen van zijn geest: Jan als tegenstelling tot alles wat in het Zuiden en vogue was en Orlando als geïdealiseerde boezemvriend. Zo kent iedereen de poes van Couperus, die in werkelijkheid geen Imperia heette (zie de oude Trofime) en een vadsig dier was. Voorzeker waren alle elementen voor de verrukkelijke verhalen van de Middellandse Zee aanwezig, maar de gave van zijn beeldend woord en zijn meesterschap over de taal stelden hem in staat uit niemendalletjes pareltjes van schoonheid te vormen.
Daartoe was het wel noodzakelijk dat Couperus kon leven in uiterlijk luxueuze omstandigheden, in mooie omgeving, omringd door voorwerpen van kunst en door mensen van aangenamer en interessanter levenshouding dan in het Noorden aangetroffen worden. In vrede en rust, in luxe en goede smaak kon zijn kunst gedijen en deze voorwaarden vond hij in het begin van de eeuw in het Zuiden vervuld.
Couperus schrijft geen woord over rampen die in zijn tijd plaats hadden in het Zuiden, b.v. de aardbeving van Messina of pest en cholera in Napels. Hij wilde er eenvoudig niet over denken, niet over spreken. Toen de herhaalde oorlogsdreigingen zich ten slotte in 1914 ontlaadden in een algemene oorlog, trok deze wereldramp als een donkere wolk over het leven van Couperus.
Na een verblijf in München ging hij naar Spanje en kwam in 1915 weer in ons land. Hij wendde zijn geestesoog
Van links naar rechts: R.W. Wijnaendts van Resandt, mevr. R.W. Wijnaendts van Resandt-Baud, W. Baud, mevr. J. Baud-Steenstra Toussaint, L. Couperus, mevr. E. Couperus-Baud.
Deze foto is genomen in mei 1899 te Weltevreden.