Overleg voor Gewestelijke Cultuur en bovendien zijn er prachtige vergaderzalen, die gehuurd kunnen worden door aangesloten en verwante organisaties.
De aangesloten organisaties - onlangs werd de honderdste lid - vertonen een grote diversiteit. Dat kan ook niet anders als men de doelstelling leest, waarin opvoeding, ontwikkeling en ontspanning broederlijk tezamen voorkomen. Het zijn voornamelijk landelijke organisaties. Om er enkele te noemen: De St Adelbert-Vereniging, het Centraal Dansberaad, het Christelijk Nationaal Vakverbond, maar ook het Nederlands Verbond van Vakverenigingen en zowel de Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging als de Middenstandsbond, de Nederlandse Radio Unie, de VARA en V.P.R.O., de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars, de Vereniging tot stichting van Volkshogescholen en die op Katholieke grondslag, de Nederlandse Amateur toneel Unie, enz. De vrouwenorganisaties heb ik nog niet genoemd. Die zijn niet alleen in hun eigen ‘top’, het Ned. Vrouwen Comité aangesloten, maar ook de meeste van de landelijke verenigingen nemen deel aan het beraad.
Om de diversiteit, die gehandhaafd moet blijven, want de cultuur is veelvormig en veelzijdig, wat overzichtelijk te maken en het beraad wat effectiever, zijn er werkgeroepen gevormd, waarin men de eigen specialisatie aan de orde kan stellen. Ik noem u enkele: de werkgroep Musische vorming, Massacommunicatiemiddelen, Vrijetijdsbesteding in de open lucht, sport en toerisme, Volksontwikkelingswerk, Internationale aspecten. Daarnaast zijn er commissies, soms in combinatie met andere samenwerkingsorganen: die voor het contact met België - intensief en jaarlijks uitlopend op een gemeenschappelijke conferentie, die door het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord gefinancierd wordt - de commissie-opleidingen, de commissie voor het contact met de International Recreation Association, de commissie Politieke Waakzaamheid, enz.
Laatstgenoemde commissie heeft in januari een aantal kamerleden tot een gesprek uitgenodigd. De stellingen, die als leidraad voor deze uitwisseling van gedachten dienden, laat ik hieronder volgen, omdat ze een duidelijk beeld geven van de problematiek, waarmee het N.C.C. zich in de huidige situatie bezighoudt.
1 De volksontwikkeling mag zich verheugen in een groeiende belangstelling, ook van de zijde van de regering. Daarbij moet het culturele aspect van de volksontwikkeling, haar essentiële kenmerk, blijvend worden onderstreept. Daarom zou de samenhang met onderwijs, kunsten en wetenschappen nog duidelijker dan tot dusver moeten uitkomen door de volksontwikkeling in dit gehele complex te integreren.
Men zou zich daarbij kunnen voorstellen, dat sommige onderdelen van het maatschappelijk werk, die sterk gelieerd zijn aan het culturele werk, het dorps- en buurthuiswerk - samen te vatten onder het hoofd cultureel opbouwwerk - onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van O., K. en W. zouden kunnen worden verricht. Zij passen organisch zeer wel in dit totaalbeeld.
2 Door een betere integratie zou met name het innige verband van de volksontwikkeling met de massa-communicatiemiddelen duidelijker kunnen uitkomen, ook in de programma-opzet. Tevens dient opgemerkt dat dezerzijds de culturele integriteit gaarne mede bewaakt zal worden, als de regering besluit reclame in de televicie toe te laten. Dit zal eens te meer nodig zijn als de commerciële televisie over eigen zendtijd zou gaan beschikken.
3 Bij de herziening van de onderwijsraad, waarover in de Mammoetwet wordt gesproken, ware te overwegen de culturele organisaties in te schakelen, opdat het onderwijs in de volksontwikkeling een perspectief en een complement vinde.
4 De musische vorming zou voor een groter deel van de bevolking toegankelijk moeten worden gemaakt. Vandaar dat een subsidie-regeling voor het gehele terrein van de musische vorming overweging verdient.
5 Bij het in het motto genoemde perspectief voor het volksontwikkelingswerk baart de voorziening van kadervorming uit kwantitatief en uit kwalitatief oogpunt voortdurend zorgen. Daarom moeten bezoldiging, selectie en opleiding van krachten in zowel het direct pedagogische werk als in de ambtelijke sector nader onder ogen worden gezien.
6 De toenemende Europese integratie dwingt tot een sterkere bezinning op de culturele fundering van de gemeenschappelijke
Cliché overgenomen uit: N.C. Contact Nr. 2 (april) Uitgave van J. Muusses te Purmerend.