Neerlandia. Jaargang 67
(1963)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Liefste je das zit scheefGa naar voetnoot1)
| |
2 Wiens das zit er nou scheef?De visie van de heer Leemans is voor mij niet nieuw. Ik hoorde haar reeds in 1914-1918 uit de mond van Karel van den Oever. Het is een visie, die ik me in Nijmegen goed kan voorstellen. Maar nu lees ik daar ook een paar mij werkelijk-verbazende uitspraken, b.v.: ‘Wij Belgen vinden Nederlanders warhoofden’. Dat vind ik onbegrijpelijk, ja volkomen keeraafs. Als een Hollander uit de Driehoek: Amsterdam-Rotterdam-Den Haag zou zeggen: ‘Ik was in België, maar, met permissie, daar lopen ook een hoop warhoofden rond onder die heetgebakerde Vlamingen’, zou ik dat aannemelijk vinden. Ook die àndere uitspraak: ‘Nederlanders kunnen niet systematisch denken’, vind ik een enormiteit. Bolland heeft zich zeker in zijn graf omgedraaid, Prof. Leemans. Is het niet zo, dat Nederland er geheel ànders uitziet van Nijmegen uit bekeken dan b.v. van Amsterdam uit? In Amsterdam, in Twente, in Friesland is staking heus geen onfatsoenlijk woord. Waarom zou men in Godsnaam niet staken? Is Nederland na de oorlog zó veranderd, dat men dit niet meer vindt? Men staakt uit protest, uit verontwaardiging, omdat de baas of de overheid een keer onredelijk is. Ik heb in mijn tijd ook gestaakt. Dat was op een Uitgeverij-Drukkerij. Een uur later was de patroon weer gewoon redelijk en de boel draaide voort. En er was geen wrok. In Waalwijk woont een Vlaming. Als die man in Rotterdam komt, ‘dat gaat nog’, zegt hij, maar ‘in Amsterdam voel ik me al onwennig’ en Den Haag ‘kon hij niet pruimen’. Dat werd me in 1950 gezegd. Ik heb daar nooit aan meegedaan, aan dat denigreren van Den Haag en toch ben ik (als Vlaming) een echte Mokummer geweest. Maar Den Haag vind ik een zonnige, leuke, luchte stad. In Den Haag had ik altijd het gevoel, of het zondag was, geen werk, geen zorgen, keurig geklede mensen, een beetje ‘chic’, maar dat is toch aardig op z'n tijd. Liever leg ik de nadruk op wat ons vereent. In mij is het een tweede natuur geworden om te zien wat ons vereent. Ik vind de rest minder belangrijk. Als iemand fijn-katholiek is, dan denk ik niet ‘hij is van het houtje’, of als iemand christelijk-gereformeerd is, dan dènk ik niet: ‘hij is zo fijn als gemalen poppenstront’, maar ik kan dat ‘zuidelijkheilige’ en dat ‘puriteins-noordelijke’ beide bewonderen. Juist de vlotte omgang met allerlei soorten mensen, in onze gewesten, heeft me altijd bekoord. Ik kap niet op orthodoxen en ik wil in een Limburger geen Groninger zien maar - men mag erom lachen - ik vind Nederland juist naar binnen toe integraal universeel van wezen. Het kontakt met het Verre Oosten en het Westen heeft daar zeker véél toe bijgedragen en eveneens de prestaties in Zuid-Afrika. Vlaanderen kan niet genoeg vernederlandst worden, want dan wordt Vlaanderen méér Vlaanderen dan het nu is. Ik weet hier precies waar de anti-hollandse gezindheid gekweekt wordt, maar er zijn gelukkig ook veel verlichte geesten in Vlaanderen, zoals Dr. M. van Haegendoren en anderen. MARCEL VAN DE VELDE, Brugge. | |
3Je das zit scheef! Vooral als we Marcel van de Velde of Prof. Leemans moeten geloven. Maar dat doe ik niet.
Het stemt me gewoonlijk nogal ironisch wanneer iemand het heeft over De Vlaming, of De Nederlander, of Le Français. Dat zijn van die begrippen waarover men vlotte wijsheden kan verkopen en die zeer dankbare onderwerpen zijn voor aforismen of paradoxen waar je van opkijkt. Denk aan Durnez: ‘De Vlaming is zinnelijk, de Hollander zindelijk’. Maar ik ben zo vrij aan de juistheid van dergelijke spreuken sterk te twijfelen. Wie aanneemt dat miss België inderdaad het mooiste meisje van België is, ziet over het hoofd dat tienduizenden jongedames ervoor bedanken in badpak voor een jury te komen paraderen. Wie aanneemt, op grond van het taai volgehouden Schiffer-programma, dat de Vlaamse humor platvloers is, vergeet rekening te houden met de heus niet zo zeldzame kijkers, die vóór de uitzending verstek laten gaan. Evengoed kan men dan gaan beweren dat alle Nederlanders Polynesische medicijnmannen zijn,... want Achterberg was Nederlander en iemand heeft hem ooit een Polynesische medicijnman genoemd.
Deze voorbeelden zijn natuurlijk te scherp gesteld, maar het wil mij voorkomen dat èn Van de Velde èn Leemans in hun ijver om de lezer te epateren het peil van de voornoemde redeneringen vervaarlijk dicht benaderen. Beweringen als ‘in België valt het denken zwaar’ en ‘Nederland zal nooit een heilige voortbrengen tenzij een on-Nederlandse’, zijn énig geformuleerd - applaus verzekerd! -, maar ze zijn gelukkig onwaar.
Dat er verschillen zijn is evident. Maar er is precies zoveel verschil tussen Maastricht en Den Haag, als tussen Brugge en Antwerpen.
Waarom dan altijd gaan spreken over ‘Nederland’ en ‘België’ als over twee te vergelijken dingen? Hoe kan Leemans de groep mensen, die hij kent in Nijmegen (ook al nemen wij dan aan dat die groep zeer uitgebreid is), gaan vereenzelvigen met ‘Nederland’? En hoe kan Van de Velde zijn eigen (toch beperkte) ervaring van het leven in België na zijn terugkeer, gaan houden voor het ‘leven in België’ in het algemeen?
Aan zulke algemeenheden hebben we niets, ook al zijn ze pittig ingekleed. Een kennismaking met ‘Nederland’ interesseert mij niet, die met Nederlanders des te meer. JAN DE LOOF, Zwevegem (W.-Vl.).
Vervolg op pag. 63 (2e kolom). | |
[pagina 63]
| |
(Vervolg van pag. 62.) | |
4De slechte eigenschappen, die de heer Van de Velde de Vlamingen toeschrijft, zijn helaas grotendeels conform aan de werkelijkheid. Dit ervaren wij zelf meer dan genoeg. De heer Van de Velde vergeet echter één ding: dat de oorzaak hiervan ligt in de eeuwenlange achteruitstelling en verdrukking waaraan de Zuid-Nederlanders zijn blootgesteld geweest. De bewering van de heer Van de Velde, dat de ‘roomsheid’ hier voor veel tussen zit, verwerp ik als klinkklare onzin. Het zou heus niet moeilijk zijn ook bij de ‘Hollanders’ onaangename eigenschappen te ontdekken, die men aan het Calvinisme zou kunnen toeschrijven, maar dit zou even unfair zijn. Het zou wat moois zijn, indien men alle volkeren, die van oudsher katholiek waren, ‘unfair’, ‘slaafs’, enz. moet gaan noemen. Neen, dit is al te bar. Verder vind ik dergelijk gekibbel tussen ‘Vlamingen’ en ‘Hollanders’ wel leuk. Het is een middel zoals een ander om elkaar beter te leren kennen! L. COESSENS, Astene (België) |