Publicaties
Boekbesprekingen
Dr. M. van Haegendoren: De Vlaamse Beweging, nu en morgen. Hasselt, Heideland, 1962. 8o. 2 delen. Deel 1: Na 130 jaar. 180 blz.; deel 2: Oogmerken voor morgen. 290 blz. Tezamen Bfrs 75; f 5,40 (Vlaamse Pockets 81, 82/83).
We behoeven de heer Van Haegendoren niet meer aan de lezers van dit blad voor te stellen. Zij weten, wat hij allemaal gepresteerd heeft en nog presteert. Het feit, dat hij dit jaar met een Zilveren Anjer bekroond werd, zegt genoeg over zijn betekenis in en voor de Nederlandse cultuurgemeenschap. In de motivering voor het toekennen van de Zilveren Anjer werd o.m. gesproken van Van Haegendoren's ongelooflijke werkkracht. De zojuist verschenen twee deeltjes, De Vlaamse Beweging, nu en morgen (het laatste deel een dubbelpocket) leggen van die werkkracht een sprekend getuigenis af.
Het is niet teveel gezegd, als we beweren, dat dit werk - en vooral het tweede deel ervan - standaardliteratuur vormt voor een ieder, die zich met Vlaamse Beweging bezig houdt of er iets over wenst te weten. Onze bewondering voor de prestatie van de auteur wordt nog vergroot door de wetenschap, dat al deze bladzijden in luttele maanden tijds bijeengeschreven werden. Het is dus haastwerk, maar dan bepaald niet in de slechte betekenis van het woord (al is zo hier en daar wel iets van de haast te bemerken, b.v. waar, deel 2, blz. 82, aan ondergetekende een in dit blad verschenen uitspraak toegeschreven wordt, die hij zelf, met bronvermelding, ontleend heeft aan een ander werk, en waar schr., deel 1, blz. 66, de tot standkoming van de taalwet van 1928 voor het leger toeschrijft aan een actie van dienstweigeraars; deze actie dateert echter van enkele jaren later). In deel 1 geeft schr. eerst een beknopt overzicht van ruim 90 blz. over de geschiedenis van de Vlaamse Beweging (Het verleden leeft in ons). Dit overzicht is noodzakelijkerwijs vrij vluchtig gebleven. Het brengt hen, die enigszins op de hoogte zijn van het verleden van de Vlaamse Beweging, niet zo heel veel nieuws. Het is evenwel bedoeld als inleiding voor hen, die dit verleden niet kennen, en om de verbondenheid van heden en verleden aan te tonen. In die laatste opzet is Van Haegendoren m.i. niet ten volle geslaagd, en wel voornamelijk als gevolg van zijn eigen wetenschappelijke prudentie, die hem ervan deed afzien de periode van de tweede wereldoorlog te behandelen. Zoals hij op de ene bladzijde, gewijd aan ‘Vlaanderen in de collaboratie, in het verzet en in de repressie’, zegt, durft hij het niet aan een verantwoorde interpretatie van de zeer ingewikkelde feiten neer te schrijven. Al kan men hierin met hem meevoelen - een werkelijk verantwoorde, gedetailleerde geschiedenis van de Vlaamse Beweging tijdens de tweede wereldoorlog moet nog geschreven worden -, maar
als men de verbinding tussen verleden en heden wil leggen, zoals Van Haegendoren dat beoogt, dan is een enigszins uitgebreide beschrijving van wat er zich tijdens die bewogen jaren afspeelde onontbeerlijk. M.i. had Van Haegendoren er beter aan gedaan over zijn schroom als historicus heen te stappen door in grote lijnen de ontwikkeling van 1940 tot 1945 weer te geven, en dit niet alleen omdat de Vlaamse Beweging door de oorlogsgebeurtenissen een grote klap heeft gekregen, waarvan ze zich nu pas hersteld heeft, waaronder ze trouwens nog ten dele lijdt, maar vooral omdat de huidige Vlaamse Beweging in feite innerlijk met het oorlogsverleden van haar radicale deel heeft moeten afrekenen. Deze katharsis vormt een belangrijke sleutel tot het begrijpen van de tegenwoordige stand van de beweging. Een wat geringere wetenschappelijke acribie wat de oorlogsperiode betreft had dan maar op de koop toe genomen moeten worden. Dit is overigens de enige kritiek van wezenlijk belang, die ik op Van Haegendoren's werk uit te brengen heb.
Het tweede gedeelte van deel 1 - Vlaanderen nu - (blz. 100-180) behandelt de factoren, die de huidige positie van Vlaanderen in België en de situatie van de Vlaamse Beweging in het politieke en maatschappelijk bestel bepalen. Dit gedeelte hangt eigenlijk meer samen met het tweede deel, Oogmerken voor morgen, dan met het voorafgaande historische overzicht.
Welnu, de schets van de huidige situatie en de op basis daarvan ontwikkelde visie op de toekomst vormen tezamen de belangrijkste en uitvoerigste theoretische verhandeling over de doeleinden van de Vlaamse Beweging sedert het werk van Lodewijk de Raet. Zeker, er zijn grote verschillen, in de eerste plaats natuurlijk als gevolg van de tijdsomstandigheden. Lodewijk de Raet. Zeker, er zijn grote een groot deel oorspronkelijk werk, ze vormden althans een geheel eigen uitwerking van gedachten en opvattingen over de maatschappelijke betekenis van de Vlaamse Beweging, die rond 1900 bij meer Vlaamsgezinden leefden (de figuur van Julius MacLeod als vernieuwer is ten onrechte wat te veel bij die van De Raet in de schaduw gebleven). De Raet's baanbrekende studies over de vernederlandsing van de Gentse universiteit berustten voor het grootste deel op eigen onderzoek. Van Haegendoren geeft in de eerste plaats een synthese van wat wetenschappelijke onderzoekingen op diverse terreinen in de laatste jaren opgeleverd hebben (trouwens, aan sommige gedeelten van het werk heeft Dr. R. Cliquet een actief aandeel gehad, zoals v.H. in het voorwoord opmerkt). Het kan ook moeilijk anders. De Raet's onderzoekingen bewogen zich rond één enkel centraal punt, de vernederlandsing van de Gentse universiteit, de tegenwoordige hebben meer uitgangspunten.
Als synthetische samenvatting komt Van Haegendoren's werk op het juiste ogenblik. Er was behoefte aan een breed uitgewerkte synthese na al het wetenschappelijk onderzoek, dat de laatste jaren plaats heeft gevonden, over de economische achterstand van Vlaanderen, over de Vlaamse positie in het onderwijs, over de taaltoestanden in het bedrijfsleven, in het algemeen over de relatie tussen maatschappelijke achterstand en Vlaamse achterstand, enz. Van Haegendoren was wel bij uitstek de geschikte persoon voor het maken van zo'n synthese. Als voorzitter van de Stichting Lodewijk de Raet heeft hij een zeer actief aandeel gehad in het stimuleren van het wetenschappelijk onderzoek naar Vlaanderen's achterstand (één van de eerste publicaties, die deze achterstand met cijfers aantoonde, De Nederlandse cultuur in België (1957), was zelfs rechtstreeks het werk van de stichting). Hij is bovendien iemand, naar wie mensen van allerlei gezindten en richtingen zullen luisteren (en dat wil heel wat zeggen in Vlaanderen!).
Van Haegendoren merkt op, dat de Vlaamse Beweging van het tijdperk van de romantiek in dat van de statistiek gestapt is. Dit is natuurlijk wel enigszins bedoeld als een boutade, maar het is toch in ieder geval opmerkelijk, dat men eigenlijk pas sinds enkele jaren aanknoopt bij Lodewijk de Raet en de Vlaamse emancipatie ziet als een synthese van culturele en sociale opgang. Het is nu reeds te bespeuren - het boek van Van Haegendoren bevestigt dit trouwens -, dat de nieuwe wetenschappelijke, sociologische aanpak van de Vlaamse kwestie de oriëntering van de Vlaamse Beweging in zeer sterke mate beïnvloedt. De sociologie drijft de Vlaamse Beweging naar links (in de betekenis van sociaal-progressief); ik zie dat óók in het boek van Van Haegendoren, die zich overigens - en dat is één van zijn grote verdiensten - niet bezondigt aan dogmatisch positiekiezen. Zo spreekt hij zich uit voor federaliserende