Cultuurbeleid van de overheid
Het hoofd van de afdeling Volksontwikkeling van het Ministerie van O.K. en W., mr. L.B. van Ommen, sprak 3 november jl. op de te Arnhem gehouden ledenvergadering van de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten, onder de titel: ‘Is de overheid een geurmaker?’ o.a. over het Cultuurbeleid van de Overheid. In het decembernummer van het maandblad Syllabus, maandblad voor wetenschap en kunsten, Orgaan van de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten, is de tekst van zijn toespraak opgenomen. Met toestemming van mr. van Ommen en van de heer Wijnen van de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten ontlenen wij aan die toespraak het onder volgende:
De politiek van de Overheid - aldus mr. Van Ommen - moet, uitgaand van het particulier initiatief, niet alleen bestaan uit het verschaffen van geldmiddelen, maar evenzeer gericht zijn op stimuleren, op actief meedenken. Voor wat het cultuurbeleid van de Overheid betreft op het gebied van de volksontwikkeling verwijst hij naar hetgeen daarover werd gezegd in de Memorie van Toelichting op de Rijksbegroting 1963. Als kern op dit terrein noemt de minister met name steunverlening aan organisaties, met betrekking tot de samenwerking, de bezinning op methodiek, de ópleiding van deskundigen en de inschakeling van beroepskrachten. Hij spreekt er daarbij zijn vreugde over uit, dat ook op internationaal niveau de samenwerking groeiende is.
Na zijn voldoening te hebben uitgesproken over hetgeen hem trof bij het lezen van het jaarverslag 1961/'62 van de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten - o.a. enkele opmerkelijke overeenkomsten tussen het beleid van het Bondsbestuur en dat van de Rijksoverheid - vroeg mr. Van Ommen aandacht voor een begrip, dat ongetwijfeld in volks-universiteitskringen nog weerklank heeft: ‘university extension’, de taak van de universiteit om haar kennis ter beschikking te stellen van het gehele volk. Mr. Van Ommen voegde daaraan toe, dat hij zo juist te Oslo, tezamen met Prof. Dr. J. Kok, de rector magnificus van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, een conferentie had bijgewoond over dat onderwerp, een internationale conferentie, die georganiseerd was door de Raad van Europa. Op deze bijeenkomst is wederom aandacht gevraagd voor deze taak van de Universiteit en een resolutie is aangenomen om de regeringen te verzoeken geldmiddelen ter beschikking te stellen om dit werk te bevorderen.
Op het departement - zo zei Mr. van Ommen - zijn we nu bezig plannen te ontwerpen deze activiteiten te stimuleren. Tot slot deelde de spreker mede bij de opening van de Kinderboekenweek het door Studio gespeelde stuk van Arnold Wesker ‘Planten zonder wortels’ te hebben gezien. In dat stuk - dat iedereen moet gaan zien - wordt men geconfronteerd met de fundamentele problematiek van de volksontwikkeling. Zoals het ook in de inleiding tot dat stuk wordt gesteld door Dr. Trimbos: wij moeten er ons goed van bewust zijn, dat in onze samenleving een gordijn hangt tussen de levenssfeer en de gedachtenwereld van velerlei groeperingen. Juist in de moderne maatschappij zullen wij genoodzaakt zijn elkander te begrijpen en te leren verstaan, anders varen wij met z'n allen in de mist. Het nader tot elkaar komen is tenslotte het uiteindelijk doel van de volksontwikkeling.
Wij menen bij onze lezers belangstelling voor de toespraak van Mr. Van Ommen, gehouden voor de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten, welke door de heer N. Wijnen is vertegenwoordigd in de Bestendige Commissie voor het organiseren van de Nederlandse Congressen, te mogen veronderstellen.