De algemeen-Nederlandse integratie
Enkele kanttekeningen
Het begrip culturele integratie is zeker nog geen gemeengoed geworden, maar de gedachte, door Julien Kuypers naar voren gebracht op het 35e Nederlands Congres, is niettemin in vruchtbare aarde gevallen. Mensen, die zich actief bezighouden met de culturele samenwerking in Nederlands-Belgisch verband of zij, die zich afvragen wat er uiteindelijk aan Nederlandse entiteit over zal blijven bij een vérgaande Europese integratie, staan zeer positief tegenover het denkbeeld van de culturele integratie.
In de dagelijkse praktijk van het cultuurbeleid en van de discussie daarover heeft dit denkbeeld nog geen wortel geschoten, zeker ook niet in Vlaanderen, hoewel men daar, juist nu, als het ware dagelijks met de neus op de problematiek geduwd wordt. De consequenties van deze - culturele én politieke - problematiek worden in een wat bredere kring nog nauwelijks gezien. Op zichzelf is dat begrijpelijk - nieuwe ideeën werken nu eenmaal vrij langzaam door - en het zou ook niet erg zijn, als het niet zeer noodzakelijk was, dat, vooral in Vlaanderen, de gedachte van de culturele integratie snel zou doordringen. Dr. van Haegendoren behandelt in zijn, eveneens in dit nummer van ‘Neerlandia’ gepubliceerde, artikel uitvoerig de samenhang van culturele autonomie en culturele integratie. Hij gaat diep in op de inhoud van de zaak zelf.
Dìt artikel beoogt slechts enkele kanttekeningen te brengen, die meer politiek getint zijn en die, evenals reeds vorige bijdragen in dit blad, wijzen op het algemeen-Europees kader, waarin onze problemen nu eenmaal geplaatst zijn.