Overzee
P. Korthuys
Lid van het D.B. van het A.N.V.
Ongeveer tegelijkertijd ontving ik brieven uit het verre zuiden en het verre zuidoosten, waarin ongerustheid wordt uitgesproken, dat het Verbond de stamverwanten, de daar wonende Nederlanders en Vlamingen minder dan vroeger in zijn actieve aandacht zou betrekken.
Deze bezorgdheid is begrijpelijk en heeft wellicht enige grond, nu de laatste tijd de zaken die met de betrekkingen tussen noord- en zuid-Nederland te maken hebben, zo in het middelpunt stonden.
Uit het verre zuiden kwam de wens, ‘dat “Neerlandia” meer aandacht zal gaan schenken aan de problemen van Zuid-Afrika, en dat deze problemen behandeld zullen worden door mensen, die Zuid-Afrika uit persoonlijke ervaring kennen, de Nederlandse stam liefhebben en het doel van het A.N.V. onderschrijven. De Afrikaners zijn mensen, die met het tijdsgebeuren meeleven en die beslist niet tot het A.N.V. zullen worden aangetrokken als “Neerlandia” slechts wat vriendelijke algemeenheden over hun land en zijn problemen ten beste geeft. Zij willen begrepen worden in hun strijd tot voortbestaan.’
De briefschrijver uit het verre zuidoosten meent ‘een wijziging