[De taalkwesties in het Zwitserse leger (vervolg)]
verdraagzaamheid op taalgebied en de eerbied voor minderheden tot uitdrukking. Dààrin zit een levenselement voor het Zwitserse staatsleven. De voor de militairen bestemde drukwerken, zoals militaire voorschriften, het officiële militaire blad, de oproepen enz. zijn drietalig opgesteld.
Soldaten en onderofficieren kunnen zich in den regel in hun eigen taal uitdrukken, omdat de eenheden bijna altijd eentalig zijn. Wegens de moeilijkheden bij de kadervulling ontkomt men er in het Franssprekend gedeelte van Zwitserland niet aan Duitssprekende officieren in Franse eenheden in te delen, maar officieren moeten, behalve hun moedertaal, ook voor hen vreemde (in Zwitserland gesproken) talen kennen.
Iedere officier kent dan ook naast zijn moedertaal, een of twee vreemde talen, al zal hij die niet voor 100% beheersen. De cursus voor de generale staf is ééntalig. Moeilijkheden op taalgebied zijn er eigenlijk alleen t.a.v. de veelvuldig uit buitenlandse talen afkomstige technische vakuitdrukkingen en soms t.a.v. afkortingen, die ook in de mondelinge omgang gemakshalve gebruikt worden.
Dan dienen de rekruten zich de ‘commandotaal’ die ééntalig is en ééntalig moet zijn, eigen te maken, hetgeen technisch onvermijdelijk is. Maar met deze dagelijks terugkerende commando's raken zij spoedig geheel vertrouwd.
In de garnizoensplaatsen, waar de opleiding meertalig is, is altijd een aalmoezenier voor iedere taal aanwezig.
Een waardevolle bevordering van de talenkennis ligt tenslotte hierin, dat dikwijls scholen en cursussen van het leger in andere landsdelen zijn, hetgeen buiten de taalkennis ook een verdieping van de kennis der andere landsdelen met zich medebrengt.
Wij zullen alle voortreffelijke regelingen, in het leger getroffen om de omgang tussen militairen met verschillende talen te vergemakkelijken, niet op de voet volgen. Wij constateren alleen, dat uit die regelingen ten duidelijkste blijkt, dat de Zwitser een grote eerbied heeft voor de taal van de ander en dat zelfs in het leger er zoveel mogelijk voor wordt gewaakt, dat vervlakking van de vooral in Duits-Zwitserland gebezigde vele dialecten, waarin waardevol Zwitsers cultuurgoed ligt, niet in de hand wordt gewerkt. In het radioverkeer wordt zelfs het dialect als camouflage gebezigd.
De topografische benamingen (plaatsen, waterlopen, bergen enz.) volgen het plaatselijk gebruik, zoals dat in de teksten der landkaarten tot uiting komt. Deze regel is noodzakelijk omdat voornamelijk aan de taalgrenzen dikwijls dubbele benamingen bestaan; gemeenten en waterlopen, zoals alle belangrijke topografische punten, hebben twee namen, die meestal uit de geschiedkundige ontwikkeling moeten verstaan worden en ten dele op de overheersing van het ene gebied op het andere terugslaan, zoals de vroegere overheersing van Bern op Waadt. Hier bestaan daarom gevoelskwesties, die echter voorzichtig en met tact worden behandeld.
Tenslotte noemen we nog de speciale krijgstaal, nl. de ‘Spagetti-Code’ van de vliegers, die vrijwel een nationale ‘vliegerstaal’ is, een ‘Zwitsers Esperanto’, dat uit Duitse, Franse, Engelse en vooral Italiaanse elementen is samengesteld om de radioverbindingen in het vliegtuig te vergemakkelijken, waartoe zich de klankvolle en duidelijk klinkende Italiaanse taal zeer goed leent.
Dr. Kurz besluit zijn zeer lezenswaardig artikel aldus:
‘Dit korte overzicht van vraagstukken in verband met het taalgebruik in het Zwitserse leger moge hebben aangetoond, dat deze vraagstukken inderdaad voor de Zwitsers geen probleem zijn. De oplossingen, die wij in een langdurige ontwikkeling gevonden hebben, berusten op de vanzelfsprekende vrijwillige ordening en wederzijdse eerbied, die onder zo verschillend geaarde broeders noodzakelijk is.
Per slot van rekening ligt aan deze oplossingen het inzicht ten grondslag, dat in een gemengd staatsverband de minderheden slechts dàn kunnen gedijen, wanneer hun rechten zijn gewaarborgd op een wijze, die aan hun rekenkundig aandeel beantwoorden’.