De taalkwesties in het Zwitserse leger
Bij velen van onze lezers, die herhaaldelijk in aanraking komen met de moeilijkheden op taalgebied in België, zal ongetwijfeld wel eens de vraag zijn gerezen hoe de Bondsrepubliek Zwitserland, met niet minder dan vier talen: Duits, Frans, Italiaans en Rheto-Romaans, de taalmoeilijkheden heeft opgelost.
Wij plegen sedert kort overleg met een Nederlander in Bazel, een oud Verbondslid, die thans bezig is een zijner vrienden, een Zwitserse journalist, tevens op de hoogte van de Belgische taalkwesties, te winnen voor ons plan in Neerlandia een vergelijking te treffen tussen Zwitserse en Belgische taalproblemen.
Inmiddels lazen wij in het februarinummer (1962) van ‘De Schans’, orgaan van de Bond van Vlaamse reserveofficieren, een artikel, getiteld ‘De taalkwestie in het Zwitserse leger’, geschreven door de perschef van het federaal departement van Oorlog in Zwitserland, Dr. H.R. Kurz.
Aan deze bijdrage, waarin zeer behartigenswaardige opmerkingen staan, willen we datgene ontlenen, wat ons voor de lezers van Neerlandia van belang lijkt
Dr. Kurz vangt zijn artikel aan met de opmerking: Over het taalprobleem in ons leger wordt nauwelijks gesproken, omdat het als probleem helemaal niet bestaat. De meertaligheid is voor de Zwitsers vanzelfsprekend en er zijn praktische oplossingen gevonden om problemen op te lossen.
Bij de rekruteringen van 1958 tot 1960 werd de volgende verhouding onder de verschillende taalgroepen vastgesteld:
|
1958 |
1959 |
1960 |
Duitssprekenden |
75,9% |
76,5% |
76,2% |
Franssprekenden |
20,3% |
19,9% |
20,2% |
Italiaanssprekenden |
3,8% |
3,6% |
3,6% |
Drie kwart van de ingelijfde soldaten heeft dus het Duits als moedertaal, ongeveer een vijfde het Frans en de overige soldaten spreken Italiaans. Voor het gebruik der talen en meer in het bijzonder voor de bescherming van de taalminderheden bestaan geen speciale voorschriften. De regeling der verhoudingen vloeit voort uit het oude gewoonterecht, waarbij de algemene, in Zwitserland geldende grondregels, in het bijzonder de beginselen van de federatieve staat toonaangevend zijn.
In Zwitserland is het taalvraagstuk veel minder een rechtsprobleem, dan wel een kwestie van tact en vanzelfsprekende wederzijde eerbied. In de verscheidenheid van belijdenis, gebruik en taal van het Zwitserse volk ligt een der steunende krachten van het nationale samenleven.
In het voorbeeld van een vruchtbaar samengaan van verschillende kulturen en rassen in eenzelfde staat ligt wellicht een kleine bijdrage tot de eenmaking van het verdeelde en gespleten westen.
In beginsel moeten - aldus de Bondsgrondwet (art. 21 sub 2) - de afdelingen van het leger zoveel mogelijk zijn samengesteld uit manschappen van hetzelfde kanton; onderhorigen van eenzelfde taalgebied worden in den regel ingedeeld in dezelfde militaire eenheden, zoals compagnieën, bataljons en eskadrons.
Dit principe is echter niet altijd te handhaven en zo wordt bv. in het 36e regiment uit Graubunderland en in het bijzonder het 91ste bataljon bergjagers Duits, Italiaans, en Rheto-Romaans gesproken.
Met deze omstandigheden wordt echter zoveel mogelijk rekening gehouden. Zo zijn bv. de kentekens van meertalige troepenkorpsen van een tweetalige tekst voorzien.
Van belang is dat iedere soldaat het recht heeft in zijn moedertaal te worden aangesproken en dat hij ook in die taal mag antwoorden. Maar ook dit recht komt niet altijd tot zijn recht. Om technische redenen kan dat principe nooit helemaal worden doorgevoerd, maar... - aldus dr. Kurz, in dat algemeen gehuldigd principe komt de in Zwitserland gebruikelijke