Neerlandia. Jaargang 66
(1962)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Drs. E.P. ThomassenGa naar eindnoot⋆
| |
De oprichting van de NufficWat betekent die Stichting? Wat is haar taak en hoe werkt zij? Hoe is zij ontstaan? Al moet de nadruk hier dunkt mij, liggen op de taak en de werkzaamheden, toch dient iets gezegd te worden over de motieven en stromingen die tot de oprichting van de NUFFIC hebben geleid. Na de tweede wereldoorlog zijn het internationaal verkeer en internationaal contact op indrukwekkende wijze toegenomen. De internationale samenwerking in de Verenigde Naties, Wereld Gezondheids Organisatie, Voedselen Landbouw-Organisatie, UNESCO en andere organen, de naoorlogse immigratie/emigratie-politiek, de hulp aan onderontwikkelde gebieden, hebben het besef van internationale samenhangen sterk bevorderd. Internationale samenwerking op het gebied der wetenschappen was geen nieuwigheid: de wetenschap is altijd internationaal geweest. Maar de geweldige vorderingen op het gebied der natuurwetenschappen en de technologie hebben een nieuwe impuls gegeven aan de uitwisseling van wetenschappelijke gegevens en personeel en het verschijnsel van studeren in het buitenland. In universitaire kringen is het besef gegroeid, dat de universiteiten en hogescholen, als maatschappelijke instellingen, deze ontwikkeling dienden bij te houden, wilden zij niet in isolement vervallen. Bovendien had men in brede kringen in Nederland het gevoel dat het belangrijke fonds van kennis dat in Nederland was opgehoopt door de eeuwenlange wetenschappelijke bestudering van tropische landbouw, hygiëne, volkenkunde, rechtssystemen enz. toegankelijk gemaakt diende te worden voor studerenden uit de jonge staten die na de oorlog hun onafhankelijkheid hadden verworven. Een staatscommissie, belast met de bestudering van dit vraagstuk, adviseerde tot de instelling van een internationale academie. | |
Taak en werkwijzeDe stichters: de presidenten-curator der gezamenlijke Nederlandse universiteiten en hogescholen verklaarden, aldus staat het in de stichtingsakte, ‘dat zij steun wensen te verlenen aan de wens der regering het Nederlandse hoger onderwijs mede dienstbaar te maken aan het streven naar internationale samenwerking’. De taak van het nieuwe orgaan was, ik citeer de hoofdzaken: ‘hoger onderwijs te doen geven aan buitenlanders en Nederlanders teneinde te bevorderen, dat de Westerse cultuur aan de cultuur in andere gebieden dienstbaar worde’. Dat is minder vreemd geformuleerd, dan de preambule, maar niet minder vaag. Hoe moest dit gebeuren? In de eerste plaats door oprichting van een ‘academie, waaraan het onderwijs in een of meer der moderne verkeerstalen zal worden gegeven’. Voorts door ‘medewerking te verlenen aan maatregelen en voorzieningen tot bevordering van het internationaal wetenschappelijk verkeer in de ruimste zin des woords’. Het is duidelijk, dat men besefte dat het hoger onderwijs een taak te vervullen had ten aanzien van de bevordering der internationale samenwerking, maar dat men niet precies wist hoe dit, behalve door het stichten van een academie, zou moeten geschieden. Welnu, daarvoor werd dan ook een nieuw inter-universitair orgaan in het leven geroepen. De NUFFIC heeft tastenderwijs haar weg moeten vinden. | |
[pagina 79]
| |
‘Het Oude Hof’ het voormalig Koninklijk Paleis te 's-Gravenhage waarin het bureau van de NUFFIC is gevestigd.
(Foto KLM Aerocarto n.v.) Het plan voor een internationale academie is gerealiseerd in het Institute of Social Studies, dat in 1952 is begonnen met een tweejaars cursus in de sociale wetenschappen voor buitenlandse gegradueerden, met Engels als voertaal. In 1953 volgde daarnaast een zes-maandse cursus in ‘public administration’ en in de volgende jaren zijn cursussen in ‘economic planning’, ‘social welfare’ en ‘comprehensive planning’ ontstaan. In de moeilijke beginjaren waren de NUFFIC en het Instituut één en dezelfde organisatie, maar in 1956 kwam het Instituut als een afzonderlijke stichting op eigen benen te staan. De NUFFIC, van 1952 tot 1956 vrijwel geheel in beslag genomen door de zorg voor de opbouw en uitbouw van het Institute of Social Studies had nadien de gelegenheid ook andere terreinen van werkzaamheid te verkennen. De mogelijkheden van ‘hoger onderwijs aan buitenlanders’, teneinde de Westerse cultuur dienstbaar te maken aan andere culturen, waren met de oprichting van het Institute of Social Studies niet uitgeput. Hoe kon het Nederlandse hoger onderwijs beter toegankelijk gemaakt worden voor buitenlanders? Het studeren in het buitenland is, hoewel voor de oorlog niet onbekend, in zijn huidige omvang een typisch naoorlogs verschijnsel. Het aantal Commonwealth-studenten in het Verenigd Koninkrijk is enorm toegenomen; in Frankrijk studeren tienduizenden jonge mensen uit de voormalige Franse gebieden en de Communauté. In Oostenrijk en Zwitserland vormen de buitenlanders zelfs ongeveer één derde van de totale studentenbevolking; in West-Duitsland is het aantal buitenlanders in de laatste 5 jaren van 5000 tot 22000 opgelopen. Grote aantallen buitenlanders studeren in de Verenigde Staten. Aan de Nederlandse universiteiten heeft dit verschijnsel geen indrukwekkende afmetingen aangenomen. Na 1945 is een vrij groot aantal Indonesiërs in Nederland komen studeren, maar dat is begrijpelijkerwijs sterk teruggelopen. Toch vormen de overgebleven Indonesiërs nog de grootste groep (ca. 370) in het totaal van ca. 1250 buitenlanders. Na hen zijn de Amerikanen het talrijkst (150) gevolgd door Duitsers (100), Scandinaviërs (90) en Belgen (70). Het zijn geen grote getallen. De belangrijkste contingenten vindt men aan de Universiteit van Amsterdam (330) en aan de Technische Hogeschool te Delft (270) maar daar maken zij toch nog geen 5% van de locale studentenbevolking uit. Vergeleken met de toestand in onze nabuurlanden is de in Nederland geboden ‘gastvrijheid’ van bescheiden formaat. De oorzaak ligt voor de hand: de taalbarrière. Terwijl | |
[pagina 80]
| |
Engels of Franssprekende Aziaten en Afrikanen zonder bijzondere bezwaren het normale universitaire onderwijs in Engeland of Frankrijk kunnen volgen blijft het Nederlandse wetenschappelijk onderwijs voor hen gesloten, tenzij zij zich de moeite getroosten onze taal te leren. | |
Institute of Social StudiesDe Stichting van het Institute of Social Studies was een typisch Nederlands antwoord op deze moelijkheid. Wilde men het Nederlandse hoger onderwijs dienstbaar maken aan internationale behoeften dan diende men een speciaal instituut of een speciale cursus te creëren met Engels als voertaal. Dezelfde overwegingen hadden reeds geleid tot de oprichting van het Internationaal Instituut voor Luchtkartering te Delft. Zulke instituten kunnen slechts een beperkte omvang hebben en men had zich niet gericht tot de grote massa der aankomende studenten, maar tot buitenlandse gegradueerden, die behoefte hadden aan een specialistische vervolgstudie, waarvoor in Nederland de faciliteiten aanwezig waren. Uitgaande van deze gedachtengang heeft de NUFFIC in 1957 in samenwerking met de T.H. te Delft een Internationale Cursus in de Waterbouwkunde georganiseerd (International Course in Hydraulic Engineering), een typisch Nederlandse specialiteit dus, die een eenjarige opleiding biedt aan gegradueerde ingenieurs; de cursus bevindt zich thans in zijn vijfde jaar en mag zich in een groeiende internationale reputatie verheugen. Parallel aan deze cursus is in 1960 een Europese cursus in Gezondheidstechniek aangevangen (European Course in Sanitary Engineering) eveneens door de NUFFIC georganiseerd, in samenwerking met de T.H. te Delft en met medewerking van de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling en de Wereld Gezondheids Organisatie. | |
CursussenOok afgezien van deze beide ‘lange’ cursussen ontplooit de NUFFIC een grote activiteit op cursusgebied. Sinds haar oprichting organiseert zij de Internationale Zomercursus der Nederlandse Universiteiten en Hogescholen, die bij toerbeurt in de verschillende universiteitssteden wordt gehouden. Voorts verzorgt zij reeds enige jaren, met steun van de Noord Atlantische Verdrags Organisatie, een Zomercursus in de Natuurwetenschappen, op Kasteel Nijenrode in Breukelen. Jaarlijks is NUFFIC betrokken bij een serie introductieweek-ends, bestemd voor buitenlandse studenten. Een lezingen-serie onder de titel ‘Facets of Western Thinking’ beoogt buitenlandse studerenden in te leiden in de geestelijke achtergronden van de Europese cultuur. Internationale samenwerking wordt door de NUFFIC ook bevorderd door haar optreden als centrum van overleg, als ontmoetingspunt van binnenlandse en buitenlandse personen en instituten. Zo was er in juli 1961 een groep Amerikaanse en Nederlandse onderwijsmensen bijeen op een ‘Seminar’, opgezet in samenwerking met Pittsburgh University, waar men in een open gedachtenwisseling trachtte te komen tot een formulering van gezamenlijke standpunten. In augustus van datzelfde jaar trad de NUFFIC op als gastvrouwe van het ‘Eerste colloquium van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten’, door de NUFFIC georganiseerd in samenwerking met de Belgische initiatiefnemenr, professor Dr. W. Thys. | |
PublicatiesBehalve door vele incidentele contacten en activiteiten is de naam van de NUFFIC in het buitenland vooral bekend geworden door haar driemaandelijks bulletin ‘Higher Education and Research in the Netherlands’, dat, naast enige grotere artikelen, vele kleinere berichten en gegevens bevat omtrent universitaire actualiteiten, wetenschapsbeoefening, instituten, musea, bibliotheken, internationale wetenschappelijke bijeenkomsten, internationale cursussen en studiebeurzen. Het blad verschijnt eveneens in een Franse, een Duitse en een Spaanse editie en wordt in een oplaag van ca. 8000 exemplaren in het buitenland verspreid, uiteraard voornamelijk in universitaire kring. Het is in talrijke bibliotheken en instituten te vinden en wordt op aanvraag gratis verstrekt. In omgekeerde richting verzorgt de NUFFIC een Kroniek van internationale universitaire aangelegenheden in het Nederlandse tweemaandelijkse blad ‘Universiteit en Hogeschool’. Het spreekt wel vanzelf, dat het redigeren van bulletin en kroniek een zorgvuldige documentatie van binnenen buitenlandse gegevens omtrent hoger onderwijs en wetenschapsbeoefening vereist. Dank zij haar documentatie-verzameling, die in de loop der jaren is opgebouwd, is de NUFFIC meer en meer gaan functioneren als centrum van advies en inlichtingen. Buitenlandse studenten, die willen worden toegelaten tot de Nederlandse academische examens of tot de promotie, hebben de toestemming van de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen nodig, die daartoe het advies inwint van de betrokken universiteit, welke zich op haar beurt in vele gevallen weer door de NUFFIC laat adviseren. Aan buitenlandse studenten, die plannen maken om in Nederland te gaan studeren, verstrekt de NUFFIC inlichtingen over de inrichting van het universitair onderwijs, over studiemogelijkheden en eventueel beschikbare studiebeurzen. | |
Hoger onderwijs in ontwikkelingslandenDe laatste jaren heeft de NUFFIC zich met vernieuwde aandacht bezig gehouden met de ontwikkelingslanden en het vraagstuk van de onderwijsbijstand. Het probleem van de toenemende tegenstelling tussen de hoogontwikkelde westerse landen en de in economische ontwikkeling | |
[pagina 81]
| |
achtergebleven gebieden heeft een bijzondere actualiteit verkregen door de snelle politieke emancipatie van vele voormalige koloniale gebieden in Afrika. Het besef is doorgebroken, dat het onderwijs een uitermate belangrijke rol zal spelen in het ontwikkelingsproces dat deze nieuwe landen zullen moeten doormaken. Maar bijna overal is het onderwijs volkomen onvoldoende om in de nieuwe behoeften te voorzien. Het tekort is bijzonder nijpend in de sector van het hoger onderwijs, waar het kader moet worden gevormd, dat leiding zal moeten geven in het ontwikkelingsproces. De NUFFIC, van mening dat hier wellicht een taak ligt voor de Nederlandse universiteiten en hogescholen, heeft twee vragen gesteld: a) Welke materiële en personele bijstand kan het Nederlandse hoger onderwijs bieden bij de opbouw van het hoger onderwijs in de ontwikkelingslanden? b) Welke studiemogelijkheden kan Nederland bieden aan jonge mensen uit de ontwikkelingslanden? De bestudering van deze vragen is door de NUFFIC opgedragen aan een tweetal commissies, respectievelijk onder voorzitterschap van professor Dr. V.J. Koningsberger, hoogleraar in de plantkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en Dr. Ir. W. Schermerhorn, Directeur van het Internationaal Instituut voor Luchtkartering te Delft. De Commissie-Koningsberger heeft haar rapport reeds voltooid. Aangezien de normale universitaire leergangen over het algemeen geen passende studiemogelijkheden bieden voor studenten uit de ontwikkelingslanden, onderzoekt de Commissie-Schermerhorn welke studierichtingen
Een groep deelnemers aan de Internationale Cursus Waterbouwkunde in het Waterloopkundig laboratorium.
in Nederland van zoveel belang voor deze landen kunnen zijn, dat de stichting van een internationaal instituut of internationale cursussen overwogen moet worden. Het besef, dat vele afgestudeerden vroeger of later met de ontwikkelingslanden in aanraking zullen komen en dat enig begrip van het wereldomvattende probleem der achtergebleven gebieden dient te behoren tot de geestelijke bagage van iedere ontwikkelde Nederlander, heeft de NUFFIC aanleiding gegeven tot het organiseren van een universitaire leergang gewijd aan de problematiek der ontwikkelingslanden. Deze leergang, die dit voorjaar, bij wijze van experiment in Amsterdam is gehouden voor 100 deelnemers, zal in het komende academische jaar in drie universiteitssteden worden herhaald. Het is niet doenlijk alle activiteiten en plannen van de NUFFIC in dit bestek te beschrijven of zelfs maar aan te duiden. Dat was ook niet de bedoeling: het ging om een vluchtig beeld van de NUFFIC en de rol die zij speelt in de Nederlandse en de internationale hoger onderwijswereld. Dank zij een brede kring van hoogleraren, die geloven in haar taak en dank zij een kleine maar enthousiaste staf van medewerkers, kan de NUFFIC een dienende maar ook een stimulerende taak vervullen, waarvan het belang ver uitgaat boven de bescheiden omvang van haar apparaat. |
|