Brokstukken uit de Afrikaanse taalstrijd
Het streven van het ‘Genootskap van Regte Afrikaners’ vond niet allerwege instemming in eigen gelederen. Sommige Afrikaanssprekenden waren reeds geheel of gedeeltelijk bezweken, hadden het Engels op de troon verheven of verachtten hun eigen omgangstaal. Dan was er een sterke groep, die heil zag in het bevorderen van het Nederlands. Zij stichtten in 1890 de ‘Zuid-Afrikaanse Taalbond’. Zij vonden, dat de aanhangers van de Eerste Taalbeweging te snel wilden gaan, dat zij te revolutionair waren!
Ondanks deze verdeeldheid was er vordering te bespeuren. Ten tijde van het uitbreken van de Anglo-Boerenoorlog waren er reeds ongeveer negentig boeken in de jonge taal verschenen.
De oorlog brak uit en daarmee, naar gelang de krijgskansen voor de Boeren keerden, een ware crisistijd! In de nieuwe wingewesten - de voormalige Oranje-Vrijstaat en de Zuid-Afrikaanse Republiek - vaagden de nieuwe heersers het Nederlands als officiële taal weg, werden de scholen bedreigd!
‘Taal verloren, al verloren’ had Generaal Christiaan R. de Wet verkondigd kort na de vrede van Vereeniging (Antwerpen, 19.9.1902) en hij was, terwijl hij in de stad aan de Schelde gesproken had, niet de enige Afrikaner die er zo over dacht. In de Kaapkolonie beijverden Adv. J.H.H. de Waal en anderen zich om het Afrikaans niet te laten ondergaan, in Natal vernam men de stem van een J.S.M. Rabie, in de Vrijstaat hoorde men het geluid van Joh. Visscher, in Transvaal versaagden Gustav S. Preller en anderen niet. Wij kunnen, ook met betrekking tot hetgeen hieraan voorafgegaan is, slechts hier en daar de namen van een paar strijders noemen, hetgeen niet betekent dat wij de ongenoemden - en dikwijls ook de onbekenden - niet eren! Uit de ellende van de oorlog kwam de tweede taalbeweging naar voren. In Pretoria werd het ‘Afrikaanse Taalgenootskap’ gesticht, in de Kaapkolonie iets later de ‘Afrikaanse Taalvereniging’. En men kreeg een eigen orgaan, typerend genoemd ‘Die Brandwag’ (1922). In de Vrijstaat ontstond ‘Onze Taal’ (1908) en in 1909 ging men over tot de oprichting van de ‘Suid-Afrikaanse Akademie’ (Pretoria), een landsomvattende organisatie. ‘De handhaving en bevordering van de Hollandse Taal en Letteren...’ stond in het handvest van de Akademie en met ‘Hollands’ bedoelde men de beide taalvormen, gebruikelijk in Zuid-Afrika, dus Nederlands en Afrikaans.
In 1910 kwam de Unie van Zuid-Afrika tot stand en in art. 137 van de grondwet van deze nieuwe staat werd bepaald, dat gelijke rechten zouden worden toegekend aan het Nederlands en het Engels, dubbeltaligheid dus en niet tweetaligheid. De alleenheerschappij van het Engels in ambtelijke kringen was iets van het verleden en in 1918 werd de reeds genoemde bepaling in de grondwet gewijzigd door te bepalen, dat ‘Hollands’ ook Afrikaans zou insluiten. In 1925 volgde een verdere wijziging, nl. dat Afrikaans voor alle doeleinden het Nederlands in het Parlement moest vervangen!
De grote strijder voor het Afrikaans, Generaal J.B.M. Hertzog, loofde in 1914 de naar hem genoemde ‘Hertzogprijs’ uit voor het beste oorspronkelijke Afrikaanse werk (proza, poëzie) en in hetzelfde jaar werd het Afrikaans als voertaal in de scholen in de Kaap, de Vrijstaat en Transvaal ingevoerd. Dit besluit gold voor een deel van de cursus van de lagere school. Een jaar later werden de eerste ‘spelreëls’ van het Afrikaans uitgegeven en weldra begonnen schrijvers aan schoolboeken in het Afrikaans te werken. Van 1916-1918 vond de invoering van het Afrikaans als leervak in de scholen plaats en omstreeks dezelfde tijd verkregen Prof. Dr. D. Malherbe (Bloemfontein) en Prof. J.J. Smit (Stellenbosch) hun professoraten in het Afrikaans.
En de Afrikaanse kerkgenootschappen? In 1919 werd besloten om aan predikanten het recht te geven om het Afrikaans als kanseltaal te gebruiken. In 1933 verscheen de Bijbelvertaling in het Afrikaans, terwijl in 1937 en 1944 de Psalmen en de Gezangenbundels in het Afrikaans volgden. Cultuurorganisaties spanden zich in om verdere vestigingen te veroveren of de halfhartigen en de reeds verloren gewaanden ten strijde op te roepen. Het Afrikaans begon aan verovering van de handelswereld, de Afrikaanse dagbladpers werd sterker, er verschenen meer periodieken in het Afrikaans. Men begon met het voorbereiden van grote Afrikaanse woordenboeken, er werden vakwoordenboeken samengesteld en in 1938 was het ook zo ver, dat over de radio het Afrikaans en het Engels weerklonken. Met betrekking tot het filmbedrijf duurde het iets langer. Te dikwijls ontbrak het aan het nodige kapitaal, maar ook op dit gebied zag men vooruitgang. Er verscheen ook een woordenboek met krijgskundige terminologie.
En zo veroverde het Afrikaans, na jaren van strijd, onenigheid en oneindige moeilijkheden, het terrein dat het thans beslaat.
De bekende professor P.J. Nienaber heeft berekend dat, terwijl de Afrikaanse boekenproduktie tot 1900 ruim 90 bedroeg, er van 1900 tot 1958 ongeveer 13.000 boeken in het Afrikaans verschenen zijn. Ook berekende deze geleerde, dat er op het gebied van poëzie, drama en romans van 1861-1958 in totaal 220.311 boeken verschenen zijn, waarvan 2.480 in het Afrikaans. En deze produktie gaat nog steeds met onverminderde kracht voort.
En nu cijfers, ontleend aan de stand van zaken in 1951, nu reeds weer elf jaar geleden. Toen werd het Afrikaans gesproken door 1.502.400 blanken en het Engels door 1.039.700 blanken. In hetzelfde jaar spraken 983.000 kleurlingen het Afrikaans en 108.000 kleurlingen het Engels.
Van de Bantoebevolking waren toen geen definitieve gegevens bekend. Velen van deze miljoenen spreken het Afrikaans of het Engels of beide, terwijl zij onder elkaar gewoonlijk hun eigen Bantoetaal bezigen. Hetzelfde geldt en gold in zekere mate ook voor de Indiërs.
Wij hebben slechts hier en daar de opkomst van het Afrikaans kunnen belichten en toelichten en verwijzen belangstellende lezers dan ook naar enkele werken waarin zij meer omtrent dit belangrijke onderwerp kunnen vinden.
Een goed boek is en blijft het werk van de hand van prof. dr. G. Dekker: ‘Afrikaanse Literatuurgeskiedenis’ (Uitgave ‘Voorland’, Brugge 1948); het werk ‘Die Wonder van Afrikaans’, bijdraes oor die ontstaan en groei van Afrikaans tot volwaardige wêreldtaal’, samengesteld door de onlangs heengegane dr. M.S. du Buisson (Voortrekkerpers, Johannesburg, 1959) is ook een zeer betrouwbare bron van inlichting. Het laatstgenoemde werk verscheen ter gelegenheid van de Afrikaanse taalfeesten (1959), die op verzoek en op aandrang van de reeds genoemde ‘Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns’ door de F.A.K. gehouden werden over de lengte en breedte van het land, dat op 31 mei 1961 als de Republiek van Zuid-Afrika zijn intrede onder de staten van wereldbetekenis deed.