Neerlandia. Jaargang 66
(1962)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Gelderland
| |
[pagina 61]
| |
wegen dat in grote lijnen het grondpatroon oer deltaarmen volgt.
Het wegenstramien van een zich uit het Rijndal uitwaaierend net van verkeerswegen is in de loop der geschiedenis aangevuld met een net van verkeerswegen dat zich richtte op de grote centra in het Westen; vanuit het Noorden via Zwolle en uit het Oosten via Zutphen, Deventer en Doesburg bundelen zich deze wegen bij Amersfoort en Utrecht, terwijl tussen Rijn en Lek de Oost-West verbindingen zich richten op Gorinchem, Dordrecht en Rotterdam. De Noord-Zuid verbindingen, waar zij geen relatie hebben met het zwaartepunt in de Westelijke Steden, ontwikkelden zich laat.
In de ontwikkeling van deze wegenstructuur weerspiegelt zich in toenemende mate de gedachte, dat het Gelders economisch bestel gezien moet worden in het Nederlandse geheel en in verband met het Westen in het bijzonder.
In de eerste eeuwen na het verlies van de politieke zelfstandigheid zijn deze invloeden niet groot geweest. De drie resterende kwartieren, de Veluwe, het Rivierengebied en het Zutphense kwartier (nadat Opper- Gelre (hoofdstad Venlo) in Duits verband was opgenomen), behielden hun eigen regionale karakter:
Het Rivierengebied met zijn oude handels- en vestigingssteden en langs de dijk verstrooide dijkdorpen en moeilijk toegankelijke komgebieden daartussen; de Achterhoek met zijn vele beken, feodale bezittingen, kleine essen en moerassen en de Veluwe met het hoge onvruchtbare centrale deel waaromheen de agrarische dorpen als een kralensnoer aan de verbindende wegen waren geregen, vooral aan de zuidelijke zoom verlevendigd door de lusthoven van de welgestelden.
Vóór de eeuwwisseling werd dit beeld verstoord, waarbij de agrarische crisis een belangrijke rol speelde. Het moderne gemengde bedrijf, gericht op de afzet van veredelde veeteelt-produkten in de zich rondom ontwikkelende industriegebieden, kreeg zijn kansen. De relatief rijke Betuwe toont de zwakke plekken, die in het agrarisch bestel aanwezig waren, terwijl de landbouw in de beide andere delen door een systematische ontwatering en een ontginning met behulp van kunstmest een snel toenemende welvaart mogelijk maakt.
De verstedelijking rondom heeft ook op ander terrein een herwaardering bewerkt. De schrale heuvels en zandvlakten van de Veluwe, die alleen als jachtgebied van de feodale heren waardering hadden gevonden, stegen geleidelijk in waarde tot zij, als het grootste recreatiegebied voor de steeds meer in ruimtegebrek rakende Nederlandse stadsbevolking, bekendheid verkregen. Grote delen zijn nu door de overheid aangekocht om als zodanig beschermd te worden tegen een verdere aantasting.
Waalbrug te Nijmegen, voorbeeld van de technische voorzieningen, die een rivieroverschrijding noodzakelijk maakt.
Foto: Prov. Planol. Dienst in Gelderland | |
[pagina 62]
| |
Industrie.Enkele takken van industrie hadden zich vóór de eeuwwisseling reeds ontwikkeld en mede het karakter der verschillende gebieden bepaald. In het Rivierengebied betreft het in de eerste plaats de steenindustrie die aan ruim 6000 mannen werk verschafte. De fabrieken liggen verspreid nabij de tichelgronden. De arbeiders wonen in de kleine dijkdorpen. De modernisering van deze bedrijven is laat aangevangen, waardoor de werkomstandigheden der arbeiders lang slecht zijn geweest en het sociale aanzien van de steenfabrieksarbeider laag is gebleven. De sterke fluctuatie van de werkgelegenheid in de seizoenen heeft het werk in de steenfabrieken gemeen met dat in de fruitverwerkende bedrijven zowel als met de landarbeid, zodat de seizoenwerkloosheid in het rivierengebied een sterke invloed heeft gehad. In de Achterhoek domineerden drie takken van industrie sterk in de verschillende delen. In de Liemers, aansluitend bij het Rivierengebied, de steenindustrie; langs de Oude IJssel, op basis van het sinds de 17de eeuw verwerkte ijzeroer, de ijzergieterijen en in het Duitse grensgebied in het Oosten, aansluitend aan Twente, de textielindustrie. Het is van belang geweest dat in geen der drie branches de bedrijven zich in het stedelijk milieu ontwikkelden, maar op het platteland verspreid lagen. De bevolking in de stedelijke kernen liep dan ook terug van 36% in 1855 tot 32% in 1930 en begon eerst gedurende de laatste decennia weer t.o.v. de totale bevolking te stijgen. Langs de Veluwezomen heeft het water niet alleen als krachtbron maar ook als ‘proces’-water de industrialisatie ingeleid. In de eerste kwaliteit heeft het tot het ontstaan van kopermolens en de daaruit ontstane metaalverwerkende bedrijven geleid. In de tweede kwaliteit tot de papierfabricage en de wasserijen. Na de eerste wereldoorlog gaat de industrialisatie in Nederland een veel grotere rol spelen dan daarvóór, een proces dat na de tweede wereldoorlog versneld voortschrijdt. Anders dan de oude ambachtelijke bedrijven van plaatselijk of regionaal belang, geconcentreerd in de stadjes en steden, zoeken nu de lichtere industrieën, niet gebonden aan de havens, de arbeidsreservoirs op, ontstaan op de zandgronden met hun vele kleine bedrijven. Lichte metaal- en rubberindustrie, chemische en elektrotechnische bedrijven ziet men in deze periode in de genoemde gebieden ontstaan. Niet alleen dit proces beïnvloedde de situatie in Gelderland. Daarnaast begint geleidelijk de nabijheid van de Westelijke bevolkingsconcentraties, eerst langs de Utrechtse heuvelrug, dan over de Veluwe en geleidelijk ook in het Rijk van Nijmegen zijn invloed te doen gelden. | |
Nieuwe bevolkingsconcentraties.De Veluwe telde rond de eeuwwisseling nog geen 200.000 inwoners, in 1920 zijn het er 206.000, in 1950: 500.000 en in 1960 ruim 600.000. De zuidelijke Veluwezoom is in de laatste 30 jaar een agglomeratie geworden van stedelijke nederzettingen gescheiden door groene zônes die als parken moeten worden beschermd. Naast een gevarieerde industrie (o.a. rayon of kunstzijde, papier, rubber, metallurgie, metaalbewerking, machinebouw) speelt de research (landbouw, scheepsmodellen, bodemkunde, elektrische research en kernfysica) er een belangrijke rol. Langs de oostelijke Veluwerand ziet men een dergelijk ontwikkelingsproces zich voltrekken. Apeldoorn, centrum in dit gebied, is een ‘nieuwe’ stad evenals Ede aan de westkant. Heeft over het algemeen de industriële expansie in de laatste decennia de concentraties van de bevolking in de oude stedelijke centra weer versterkt (Nijmegen, Tiel, Doetinchem, Harderwijk), in Apeldoorn en Ede heeft zij geleid tot het uitgroeien in een snel tempo van onbelangrijke dorpen tot bevolkingsconcentraties die naar grootte direct op Arnhem en Nijmegen volgen. Het resultaat van deze ontwikkeling, steedse wijken gegroepeerd om een dorpskern, vraagt naar een vrij ingrijpende reconstructie van die centra. De noordwestrand van de Veluwe komt het laatst in het genoemde ontwikkelingsproces. De situatie van de gebundelde verkeerswegen rond de oude Zuiderzee heeft een snelle heroriëntatie van de beide oude vestingen visserssteden mogelijk gemaakt door een industrialisatie die in sterke mate door initiatieven vanuit het westen is gestimuleerd. Dit aan sterke tradities gebonden agrarische gebied bevindt zich aan de vooravond van ingrijpender structuele wijzigingen. Er is een periode geweest waarin Gelderland een instroming van migranten opving uit het noorden en oosten van ons land, terwijl een even grote of soms ook grotere stroom verder trok naar de steden in het westen. Naarmate dit westelijke concentratiegebied in aantal groeide zocht het zich ook ruimtelijk uit te breiden. Nadat tussen 1920 en 1940 de provincie Utrecht het gebied was met het meest uitgesproken vestigingsoverschot werd dit na 1940 de Veluwe. De vestigingsoverschotten werden groter, de migratoire relaties met het westen namen in intensiteit toe en resulteren de laatste jaren in een aanzienlijk positief saldo in dit deel van Gelderland. Zo ontstaat nu in Gelderland een stedelijk gebied gelegen rondom de grootste stedelijke kernen in deze provincie: Arnhem, Nijmegen, Apeldoorn en Ede. Van Ede zet een stedelijk lint zich voort via Wageningen, Renkum, Oosterbeek, Arnhem, Velp, Rheden tot Dieren met bijna 300.000 inwoners. Noordwaarts zet zich deze reeks met ruimere onderbrekingen voort via Eerbeek, Beekbergen, naar Apeldoorn, Vaassen en Epe. Zuidwaarts ligt Nijmegen, welke stad met omgeving ca. 180.000 inwoners telt, op korte afstand. Met deze noord- en zuidvleugel telt het Centraal Gelderse concentratiegebied 600.000 inwoners. Zowel wat bevolkingsconcentratie als industrie betreft moet dit | |
[pagina 63]
| |
Proeftank van het scheepsbouwkundig proefstation te Wageningen. Voorbeeld van de vestiging van research-instituten van nationaal of meer dan nationaal belang aan de Zuid-Veluwezoom.
Foto: Prov. Planol. Dienst in Gelderland gebied als een van de grootste stedelijke concentraties buiten het Westen beschouwd worden.
Zowel in het Oosten als in het Westen liggen delen van Gelderland die veel minder sterk in de naoorlogse dynamiek zijn betrokken. Het westelijk deel van het Gelderse Rivierengebied ondergaat geen invloed meer van de ontwikkelingen langs de zuid-Veluwezoom en in het Rijk van Nijmegen. Veel van de hiervóór geschetste typische moeilijkheden van het oude rivierengebied zijn hier nog aanwezig. Getracht wordt enkele stedelijke kernen als Tiel en Zaltbommel door de aanleg van haven- en industrieterrein te betrekken bij de expansie van het Rotterdamse haven- en industriegebied.
De Gelderse Achterhoek heeft een oude industriële traditie al heeft deze niet een bepaald stedelijk karakter. Een verdere industrialisatie bij voorkeur in de stedelijke centra, waarbij in de eerste plaats aan Zutphen en Doetinchem gedacht wordt is wenselijk opdat de bevolking niet in te sterke mate dit gebied zou moeten verlaten. Hierbij zal het van belang zijn dat een groter stedelijk centrum dan thans aanwezig is, het regionale verzorgingspeil zal kunnen waarborgen. Dit gebied met zijn bevolking van ruim 300.000 inwoners heeft zijn eigen regionale verzorging nodig. Een verdere ontwikkeling van de stedelijke kernen in het westelijk rivierengebied en in de Achterhoek zal ook voor het centrale deel van belang zijn, omdat daardoor een te grote druk op dit centrale deel zal worden voorkomen. Het is duidelijk dat de beschouwing over de positie van Gelderland in dit korte bestek het karakter moest hebben van een vrij onvolledige schets waarin slechts enkele karakteristieke trekken konden worden aangeduid en veel onbesproken moest blijven. |
|