Neerlandia. Jaargang 65
(1961)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
De industriële ontwikkeling in Groningen
| |
Steen-, stro en aardappelmeelfabrieken.Ligt deze steenindustrie wel heel erg verankerd in de Groninger bodem, waaraan immers de grondstof klei wordt onttrokken, minder gebonden is de industrie, die als grondstoffen eveneens een produkt van de Groninger bodem gebruikt, n.l. het stro van de graangewassen en het zetmeel uit de aardappelen. De stro-verwerkende industrie levert vooral het karton, dat voor velerlei verpakkingsdoeleinden kan dienen. Maar daarnevens is men ertoe overgegaan de cellulose uit het stro vrij te maken als grondstof voor verdere industriële verwerking (in 1958: 30.000 ton stro-cellulose). Het zetmeel uit de aardappelen wordt verwerkt tot hulpstoffen bij de textielindustrie (apprêt), tot sago, tot stijfsels, voor vervaardiging van vermicelli en macaroni, het dient bij de fabricage van dextrine, glucose en stropen, terwijl uit de afvalstoffen eiwitten gewonnen worden. Het is vooral deze industrie, die zich heeft ontwikkeld tot een belangrijke chemische industrie. De totale omzet van de stroverwerkende industrie was f 175 mln, die van de zetmeelindustrie f 120 mln. | |
[pagina 151]
| |
Zout en soda.Dit houdt beloften in voor de verdere toekomst, want men kent het chemische bedrijf in dit gewest. Nu er belangrijke bodemvondsten zijn gedaan, steenzout bij Winschoten (een berg zout van 1½ km hoogte en aan de voet ongeveer 3 km in doorsnee; de top ligt ongeveer 300 m onder het bouwland.) en aardgas van goede samenstelling in nog niet bekende hoeveelheden van miljarden m2 komt de chemische industrie goed op gang. Begonnen is met de soda-industrie te Delfzijl, waar men zout maakt, chloor, natronloog en soda. In de provincie zullen, naar het zich laat aanzien, nog meer chemische bedrijven komen die ook het aardgas gaan verwerken, o.a. tot kunststoffen (plastics) en kunstmeststoffen. Delfzijl moderniseert zich daardoor opzienbarend. Stadskanaal eveneens door de vestiging van een Philips-industrie waar de beeldbuizen van de T.V.'s en transistors worden gemaakt. In Hoogezand-Sappemeer zijn nieuwe bedrijven van allure gevestigd of op komst naast de bestaande. Groningen zelf doet ook mee in dit geheel. Hier is vooral ook de metaalnijverheid van belang in kleine en grote bedrijven. Enkele belangrijke nieuwe bedrijven hebben het voornemen zich hierbij te vestigen. Delen van de provincie zijn al behoorlijk geïndustrialiseerd en dat betekent tevens: verstedelijkt. Sodafabriek te Delfzijl
| |
De hoofdstad Groningen.De belangrijkste stad, die wel is te beschouwen als het hoofdcentrum van noordelijk Nederland, is de gelijknamige hoofdstad van de provincie Groningen. met een inwonertal van 145.000. Behalve dat hier eveneens een omvangrijke metaalnijverheid, een grafische nijverheid en een tot achter het IJzeren Gordijn door modeshows bekende confectieindustrie aanwezig zijn, heeft de stad Groningen een overwegend dienstverlenende functie. Banken hebben hier hun hoofd- of nevenvestiging, de verzekeringsmaatschappijen, rederijen, vervoersbedrijven eveneens. Van de totale beroepsbevolking is meer dan de helft werkzaam in de dienstensector, waarmee Groningen op eenzelfde lijn staat als Amsterdam. Beschikkend over een Rijksuniversiteit met een daaraan verbonden ziekenhuis, biedt de stad Groningen onderwijsmogelijkheden tot het hoogste niveau. Niet alleen in cultureel opzicht is dit van veel waarde, met het oog op de industriële ontwikkeling is het tevens van belang dat vakmensen hier hun opleiding in velerlei schakeringen kunnen vinden. Het lagere technisch onderwijs volgen 1850 leerlingen, uitgebreid en hoger technisch onderwijs 1000 leerlingen, terwijl aan de universiteit naast de opleiding in de chemie en de natuurkunde ook die in de chemische en fysische technologie bestaat. | |
[pagina 152]
| |
Verdere industriële ontwikkeling.Het is om deze redenen: het bestaan van een regionale industrie met relaties, mede door de niet geringe scheepsbouw en scheepvaart, vooral met betrekking tot de kustvaart en door een goed vaarwegennet (zie kaart), een om haar ijver en doorzettingsvermogen bekend staande bevolking, een culturele accommodatie, een uitgebreid onderwijsstelsel, dat de Nederlandse overheid aandacht schenkt aan een verdere industriële ontwikkeling in dit gewest. In de jaren na de wereldoorlog ontstond een groot overschot aan arbeidskrachten, dat allengs minder werkgelegenheid kon krijgen in de landbouw, die zich na 1920 reeds sterk mechaniseerde en dus arbeidskrachten afstootte. Om deze structuur-werklozen werkgelegenheid te bieden werd de industrievestiging gestimuleerd. In de laatste jaren heeft echter de industrialisatie als zodanig de volle aandacht gekregen, vooral ook omdat in het Westen van Nederland (de Randstad Holland = Amsterdam, Den Haag en Rotterdam met nevensteden) ruimtegebrek dreigde, ook voor die industrieën, die nergens anders dan in de onmiddellijke nabijheid van de Rijn- en Scheldemondingen gevestigd moeten zijn aan zeer diep vaarwater.
De Nederlandse overheid introduceerde dientengevolge een industrialisatiepolitiek, die gericht is op decentralisatie uit de Randstad door regionale concentratie in enkele industriekernen van industrieën, die evengoed elders gevestigd kunnen zijn, en op bevordering van de reeds bestaande industrieën. In de provincie Groningen zijn daardoor als industriekernen aangewezen (zie kaart): de stad Groningen, de havenplaats Delfzijl (bereikbaar voor zeeschepen tot 10,000 B.R.T., door binnenvaartuigen van 2000 ton vanuit geheel Nederland en West-Europa), het belangrijkste verzorgingscentrum in Oostelijk Groningen: Winschoten, de plaatsen met een grote arbeidsreserve Stadskanaal en Ter Apel, de plaatsen met reeds een flinke bestaande industriële ontwikkeling Veendam en Hoogezand en tenslotte Leek, waar in de landbouwsector nog een belangrijke arbeidsreserve aanwezig is. In deze industriekernen komt de overheid zich uitbreidende of vestigende industrieën onder bepaalde voorwaarden tot op de helft tegemoet in de kosten van aankoop van terreinen en bouw van bedrijfspandenGa naar eindnoot1). Het resultaat van deze politiek is geweest, dat de arbeidsplaatsen in de Groningse industrie in totaal zijn toegenomen van 34.000 (in 1957) tot 37.000 (in 1960). Tegelijkertijd voltrekt zich een concentratieproces door de groei van de bedrijven van 64 man (in 1957) tot 71 man (in 1960) per bedrijf.
wegen
kanalen industriekernen | |
Recreatie.De vraag mag worden gesteld of dit gewest ook aantrekkelijk is voor de mensen, die hier werken of willen komen werken. Of men dit gebied mooi vindt is een kwestie van smaak natuurlijk. Het beantwoordt zeker niet aan de traditionele opvattingen over natuur- en landschapsschoon, de meren wellicht uitgezonderd. Daarbij denkt men immers het eerst aan bos en heide en die zijn niet meer te vinden in de provincie, hoewel het aangrenzende Noord-Drenthe in dit opzicht zeer veel heeft te bieden.
Wel ligt er een zeer aantrekkelijk gebied tussen Wedde en Ter Apel, aan de oostelijke zijde van de eertijds afgegraven hoogvenen. Het Hoogeland echter is een terpenlandschap, waar men eerst goed een indruk krijgt van de ruimte, doordat deze ruimte gemarkeerd wordt door verspreid staande boerderijen en verspreid liggende terpdorpen.
De markering van dit gebied leidt ertoe, dat het geen leegte is, maar ruimte en bewoonde ruimte. Het is geen natuurgebied in een oerstadium, het is duidelijk een agrarisch cultuurgebied. Een oerstadium vindt men aan de andere kant van de zeedijken, de Wadden. Dit Waddengebied zal wellicht in een verdere toekomst een boeiend recreatiegebied kunnen worden.
Westelijk ligt het Westerkwartier, dat lieflijker is door een intiemere bebossing. Leek, ook een indus- | |
[pagina 153]
| |
triecentrum dus, als de belangrijkste plaats in dit Westerkwartier is een fraai, een schoon woonoord tevens. | |
Landbouw.Agrarisch Groningen heeft tenslotte een goede naam met zijn landbouwprodukten. Weliswaar biedt de landbouw steeds aan minder werkkrachten een bestaan, terwijl anderzijds de zuigkracht van de industrie ook sterk is, de Groninger landbouwers zoeken naar wegen om met minder arbeidskrachten een even omvangrijke als goede produktie te handhaven.
Hier kondigt zich derhalve ook een moderniseringsproces aan, dat al voor de wereldoorlogen om verschillende redenen, in de vorm van mechanisatie op gang gebracht is. Men kan ook hier, evenals dat in de industriële sector het geval is, gewagen van een versnelde voortzetting van een proces, dat gaat in de richting van een geïntegreerd samenwerkend welvaartsstreven rondom het hoofdcentrum van het gewest en zelfs van het Noorden van Nederland: de stad Groningen.
Dit hoofdcentrum is vanouds vooral een handelsplaats geweest en tevens een cultureel middelpunt voor een wijde omgeving. In de provincie spreekt men terecht ook van de Stad. Zo behoudt de oude uitdrukking Stad en Ommelanden
|
|