Veertiende Frans-Vlaamse Kultuurdag
Waregem 27 augustus 1961.
Ieder jaar opnieuw is de Frans-Vlaamse kultuurdag in Waregem een verrassing. Niet alleen vanwege de aantrekkelijke inrichting van de bijeenkomst - waar telkens (zeer originele) sprekers uit Frankrijk, Vlaanderen of Nederland iets van de problemen in het randgebied van onze kultuur, Frans-Vlaanderen, komen belichten -, maar ook om de opvallende vorderingen, die de aktie voor Frans-Vlaanderen maakt en die elk jaar op de laatste zondag van augustus in Waregem in een helder daglicht worden gesteld.
De grote uitbreiding, die de werking voor Frans-Vlaanderen neemt, uit zich onder andere in het sterk groeiend aantal bezoekers van de kultuurdag. Het moet voor de organisatoren een grote voldoening zijn te zien dat de belangstelling voor hun werk en de medewerking eraan ieder jaar toenemen.
Onder de ongeveer 300 bezoekers merkten we dit jaar veel Frans-Vlamingen op. Dat is een verheugend teken. Het bewijst, dat de inrichters het zwaartepunt van hun aktie juist verlegd hebben. De kultuurdag is niet alleen een bijeenkomst waar óver Frans-Vlaanderen gepraat wordt, het is ook een uiting van wat in de Frans-Vlamingen leeft en groeit. De belangrijkste spreekbeurten in Waregem werden door Frans-Vlamingen gehouden.
De Belgische Ambassadeur in Bonn, Zijne Excellentie R. Baert, gaf blijk van zijn belangstelling. Tussen de Noord-Nederlanders bevonden zich de Secretaris van het Algemeen Nederlands Verbond, Mr. W.L. Bicker Caarten, en de Penningmeester, de heer C. van Leeuwen.
De meer dan driehonderd belangstellenden werden welkom geheten door de voorzitter André Demedts. De heer Storme, Bestendig Afgevaardigde van de provincie West-Vlaanderen, sprak over de mogelijkheden tot versteviging van de betrekkingen tussen zijn landstreek en de Westhoek.
Voor het hoogtepunt van de voormiddagbijeenkomst zorgde de Frans-Vlaming A. Deveyer, leraar aan het Collège de Flandre van Hazebroek. In een geestdriftig betoog, half in het Frans. half in het Nederlands, onderhield hij de aanwezigen een uur lang over de geologie van zijn landstreek. Aan zijn uiteenzettingen over het ontstaan van de Frans-Vlaamse bodem knoopte hij allerlei historische beschouwingen vast, die zijn voordracht een dieper perspektief gaven. Hij stelde dat er in Frans-Vlaanderen nog veel Nederlands gesproken wordt.
Nadat de voorzitter in een In Memoriam een van de vroegere sprekers van de Waregemse kultuurdagen, Pastoor Rommelaere van Bissezele had herdacht, vertelde een forum van vier Noord-Nederlanders iets over hun ervaringen in Frans-Vlaanderen. Dr. Paardekooper uit Eindhoven, die in Nederland er zo veel toe heeft bijgedragen aan Frans-Vlaanderen bekendheid te geven en die van het begin van de aktie af voor Nederlands onderwijs in de Westhoek heeft geijverd, sprak over de totstandkoming van de eerste Nederlandse lessen in Frans-Vlaanderen. Door het belangeloos werken van de eerste docenten kon er enkele jaren geleden met Nederlandse lessen begonnen worden; door de steun van het Frans-Vlaams Komitee van Waregem en die van het A.N.V. kan er regelmatig uitbreiding plaats vinden. Die uitbreiding is natuurlijk niet alleen een kwestie van goede wil en geld. De Frans-Vlamingen zélf zijn de belangrijkste faktor. Hoe ze de Nederlandse lessen op prijs stellen blijkt wel uit het grote aantal kursisten. En dat niet alleen leergierige kinderen belangstelling hebben voor de ‘Cours Néerlandais’ bewees het relaas van de West-Vlaamse mejuffrouw Peperstraete in de namiddagbijeenkomst. In het kader van de Werkgroep Nederland, een opvoedende jeugddienst, die ieder jaar onder andere duizenden overnachtingen van Nederlandse en Vlaamse kinderen in Frans-Vlaanderen verzorgt, had zij in Kassel de afgelopen maand een vakantiekursus voor Nederlands ingericht. Na enkele lessen werd de toeloop zo groot, dat zij twee kursussen moest gaan geven. Onder haar leerlingen - leeftijd tussen twaalf en bijna zeventig jaar - had zij studenten, zakenmensen, journalisten en arbeiders. Op het ogenblik wordt er aan vier middelbare scholen in Frans-Vlaanderen Nederlands gegeven: aan het Klein Seminarie van Hazebroek, aan het College van Sint Winoksbergen, aan de Rijks Middelbare school in Kapelle en aan het Collège Saint Jacques in Hazebroek.
Dr. de Vin uit Rotterdam, die al meer dan tien jaar aktief aan de werking voor Frans-Vlaanderen deelneemt, had voor de toekomst evenveel hoop als de vorige sprekers. Ds. J.W. Schneider uit Leiden wees op het belangrijke werk van de Werkgroep Nederland: het scheppen van een Nederlandstalige aanwezigheid in Frans-Vlaanderen. Hij zei op zijn laatste reis door de Westhoek sterk de indruk te hebben gekregen, dat de Frans-Vlamingen zich ervan bewust zijn dat ze deel uitmaken van de Nederlandse kultuur. Dat besef had Drs. J. Veering uit Delft, de redakteur van Onze Taal, niet kunnen opmerken toen hij in Frans-Vlaanderen was. Drs. Veering begroette met instemming de tendens tot officieel onderzoek die naar voren komt in veel artikelen over Frans-Vlaanderen, welke in Nederlandse kranten verschijnen. Daarbij wordt o.m. aandacht besteed aan de Wet van 11 januari 1951, waarin het Nederlands bij de toegestane concessies niet is genoemd.
Deze opmerking ontlokte aan de heer Deveyer een gloedvolle interruptie over de overdreven kanttekeningen die in Nederland en elders gemaakt zijn in verband met het opschrift ‘Défense de parier flamand’ op een schoolmuur in Berten. De Frans-Vlaming Deveyer stelde, dat het Nederlands in Frankrijk geenszins verboden is: het wordt er alleen niet officieel erkend en gesteund.
Met een hulde aan de voorzitter van de Kamer van Koophandel uit Toerkonje, Dr. Vandendriessche, die om zijn bijzondere verdienste voor de Nederlandse kultuur, door Hare Majesteit Koningin Juliana tot Officier in de Orde van Oranje Nassau werd benoemd, sloot het eerste gedeelte van de kultuurdag.
Aangezien Dr. Vandendriessche verhinderd was, overhandigde Dr. Schaap uit Assen namens het Algemeen Nederlands Verbond aan Mevrouw Vandendriessche het (draag) model van het ereteken aan deze orde verbonden; persoonlijk reikte hij de daarbij behorende roset uit.
Dr. Goossenaerts uit Gent herdacht het belangrijke werk dat dr. Vandendriessche voor de Nederlandse kultuur gedaan heeft. In een boeiende uiteenzetting over ‘Spreekwoorden in Frans-Vlaanderen’ toverde de pastoor van Ekelsbeke, de Zeereerwaarde heer G. Decalf, zijn toehoorders een brok taalfolklorisme voor. Veel van de uitdrukkingen, die hij in een aantrekkelijk geheel opdiste, vinden wij ook nog - soms in min of meer geciviliseerde vorm - bij ons.
Een van de belangrijke punten van de Frans-Vlaamse kultuurdag is het ieder jaar terugkerende uitstekend verzorgde verslag over de werking door secretaris Luc. Verbeke. Voor buitenstaanders lijkt het wel eens niet meer dan een opsomming; mensen, die jaarlijks in Waregem komen, vinden er een betrouwbare