Jongeren
De heren H.J. Brinkman en Mr. J. Fleerackers behandelden de houding van resp. de Nederlandse en Vlaamse jongeren, meer in het bijzonder de studenten, tegenover het probleem van de ‘Noord-Zuidverbinding’. De vraag, hoe de jongeren actief te betrekken bij de grootnederlandse werking, heeft het genootschap van de aanvang af voortdurend beziggehouden. De Groot-Nederlandse studentencongressen leveren ieder jaar enkele studenten op, die werkelijk voor de zaak zijn gaan voelen - het betreft hier in meerderheid diegenen, die qualitate qua de inrichting van de congressen moesten verzorgen -, maar hoewel deze, aldus Brinkman, een normale, aanvaarde en bezochte activiteit zijn geworden, is de blijvende invloed op het gros van de deelnemers gering, daar de Nederlandse student weinig belangstelling koestert voor de nationale problemen. De Vlaamse jongeren worden, voorzover ze zich voor de publieke zaak interesseren, grotendeels in beslag genomen door de Vlaamse Beweging. Het ‘officiële’ tintje, dat de Benelux gegeven heeft aan de gedachte van de Noord-Zuidverbinding, de heroriëntering van de Vlaamse Beweging, bestaande uit een nieuwe doorbraak en radicalisering, het opruimen van historische hypotheken (de autoritaire doctrines) en het benadrukken van de sociaal-economische factoren, dit alles, zo betoogde Fleerackers, heeft de Vlaamse jongeren meer positief doen staan tegenover een zakelijke toenadering tussen Noord en Zuid. Niettemin is, ondanks een verstandelijke aanvaarding van de Groot-Nederlandse gedachte, weinig te bespeuren van een werkelijke en actieve belangstelling voor de contacten met het Noorden. Beide inleiders bepleitten een intensivering van persoonlijke contacten en van contacten op vakgebied.
In feite liggen voor de jongeren de problemen op eenzelfde vlak als voor de ‘oudere’ sector van de Groot-Nederlandse beweging. Naar aanleiding van deze referaten ontspon zich dan ook een bijzonder belangwekkende discussie over de methode, waarmee het vraagstuk van de samenwerking aangepakt moest worden. Het door Brinkman geopperde denkbeeld, om een ‘goed bezet, vast punt (bureau, secretariaat)’ in te richten, werd unaniem als een noodzakelijkheid aanvaard. In het redactionele hoofdartikel is hierop reeds nader ingegaan. Overeengekomen werd, dat het genootschap, in samenwerking met andere organisaties, in de eerste plaats het A.N.V., zal pogen hiervoor een oplossing te vinden, als eerste punt op de agenda van zijn verdere werkzaamheden. Tussen het genootschap en het A.N.V. is trouwens overeengekomen een belangengemeenschap aan te gaan. Dit werd door de ledenvergadering van het genootschap aanvaard. Over de vorm, waarin dit zal plaats vinden wordt elders in Neerlandia een en ander meegedeeld.