Neerlandia. Jaargang 65
(1961)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdTaalgrens in BelgiëEr is in België weer veel te doen om de taalgrensGa naar voetnoot*): rond deze onzichtbare maar uiterst reële scheidingslijn van twee cultuur- en taalgebieden, wordt sinds vorige eeuw een heftige ‘stellingoorlog’ gevoerd.
Over de oorsprong van deze taalgrens worden nog heel wat wetenschappelijke polemieken geleverd. Feit is dat deze grens sinds de 4de eeuw omzeggens vast lag en sindsdien slechts geringe wijzigingen heeft ondergaan. Toen na de revolutie van 1830 de Belgische staat zich eentalig Frans structureerde, dreigden de Vlaamse provincies hetzelfde lot te ondergaan als het huidige Frans-Vlaanderen, waar deze taalgrens steeds minder en minder duidelijk te onderscheiden valt.
De Vlaamse Beweging heeft sinds de taalwetten van 1932 de absolute eentaligheid der beide cultuurgebieden weten af te dwingen.
Het criterium voor het opleggen van een Frans of Nederlands taalstatuut aan de gemeenten, zou afhankelijk worden gesteld van een tienjaarlijkse talentelling. In de gemeenten waar een belangrijke anderstalige minderheid zich vestigde, zouden taalfaciliteiten (in onderwijs en administratie) worden toegekend.
Door het koppelen van ‘wettelijke reglementeringen’ aan wat als een streng statistisch-sociologisch onderzoek bedoeld was, verloor deze telling (de eerste in 1947 na het tot stand komen van de wet van 1932) elke wetenschappelijke waarde. De telling werd een referendum. Verleid door het sociaal prestige en onder de sociaal-economische druk van het Frans, verklaarden vele groepen Frans te spreken, terwijl dit in werkelijkheid nauwelijks zo was. In vele gevallen werden door ‘pressure-groups’ propaganda-campagnes en chantage gevoerd. Het gerecht achterhaalde trouwens verscheidene gevallen van kennelijk en bewezen bedrog en vervalsing van stembrieven. Van overheidswege werd zelfs toegegeven dat de uitslagen vals waren. De krachtige stemmen uit het Vlaamse land konden de publicatie van deze talentelling van regeringswege verhinderen tot in 1954. Na de officiële publicatie echter in 1954 gingen | |
[pagina 31]
| |
als gevolg van de eraan verbonden administratieve beschikkingen, heel wat Vlaamse gemeenten langs de taalgrens en de Brusselse agglomeratie verloren. Het op de kaftbladzijde afgedrukte kaartje toont daarbij de noodlottige evolutie sinds 1846 overduidelijk aan.
Van 1846 (eerste telling) tot 1930 gingen reeds een aantal gebieden verloren als eerste fase van het denationalisatie-proces onder het eentalig Franse regime.
In 1930 krijgt het Nederlands in België praktisch burgerrecht (onderwijs, administratie, enz.). De sociaal-economische invloed van het Frans deed zich echter nog sterk gelden, vooral langs de taalgrensgebieden. De verbastering wordt ingedijkt, maar de weldadige gevolgen van de nieuwe taalwetgeving hebben vanzelfsprekend langzamer effect.
De verfransing schrijdt nog voort, alhoewel steeds langzamer. De na-oorlog levert voor Brusselse en Franse kringen een enige gelegenheid om de pas verworven rechten onder vuur te nemen. Onder het mom van de ‘collaboratie met de vijand’ (in Wallonië nochtans al even sterk als in Vlaanderen) worden de meeste vooroorlogse leiders dubbel streng gestraft. Terwijl dus de Vlaamse Beweging (veruitwendigd in de ‘vervlaamsing’) een psychologische terugslag kent, wordt in 1947 een talentelling georganiseerd, in de hierboven geschetste omstandigheden.
Weerom verloren 24 Vlaamse gemeenten langs de taalgrens en rond Brussel of hun eentalig Nederlands karakter, of de beschermende maatregelen voor de Vlaamse minderheden (cfr. het kaartje).
In 1960 diende een nieuwe talentelling gehouden te worden. Tientallen Vlaamse gemeente-besturen stuurden de tweetalige tellingsformulieren terug... De regering moest de telling uitstellen, tegen de wettelijkheid in.
Voor Vlaanderen is het inperken van de verfransing van primair belang. Uit wetenschappelijke onderzoekingen is met vrij grote nauwkeurigheid gebleken dat sinds 1830 ongeveer 1.000.000 Vlamingen voor de Nederlandse cultuur verloren gingen, door uitwijking naar het geindustrialiseerde Wallonië en naar de overgecentraliseerde Brusselse agglomeratie. J. Fl. |
|