twee verschillende taalsectoren. Het vreemde element in het Bargoens komt overal vandaan, zelfs uit de Zigeunertaal. Zo bet. bajes nu gevangenis. Het woord is ontegenzeggelijk van Joodse herkomst, maar in het Jiddisj bet. het ‘huis’ zonder meer. Voor gevangenis heeft het Jiddisj een ander woord. Heel dikwijls heeft de Nederlandse volkstaal niet uit het Jiddisj, maar uit het Bargoens ontleend.
Aan het eind van zijn artikel geeft de schrijver een kleine bloemlezing van Hebreeuwse en Jiddische woorden. Ik geef ze in dezelfde volgorde, enkele woorden heb ik weggelaten. Slechts bij enkele geeft hij de etymologie. Als hij dit niet gedaan heeft zal ik, voor degenen die niet in het bezit zijn van Van Dale, tussen haakjes erachter zetten wat dit woordenboek geeft, als ook dit me in de steek laat. geef ik wat Koenen zegt. Het is echter best mogelijk, dat de schr. het met deze uitleg niet eens is (zie beneden).
Bolleboos komt zonder enige twijfel uit het Jiddisj, balbojis, balbajis is huiseigenaar, heer des huizes, pater familias, een lid van de gemeente, met volledige rechten, die inkoopgeld betaald had. Het waren de beter gesitueerde en vaak ook welgedane gemeenteleden.
Dalles (armoede, b.v. in de dalles zitten).
Dallesdekker is niet overjas of mantel, zoals Van Dale meent, maar werd gebruikt als iemand over een oud, versleten pak een nette overjas droeg.
Emmes (Koenen zegt Hebr. woord voor waarheid).
Gappen is een van de weinige Slavische woorden in het Nederlandse Jiddisj. Het komt van het Poolse ‘chapas’, verwant met het Lat. ‘capiscere’ èn bet. eigenlijk ‘pakken, snel toegrijpen’.
Gannef is dief, gannev(f)en is stelen.
Gein (Koenen zegt bet. in het Hebr. genegenheid).
Gesjochten (Koenen zegt uit het Hebr. en bet. geslacht, door slachten gedood).
Goochem (Koenen zegt uit het Hebr. en bet. wijs).
Gozer uit het Jiddisje chosen bet. bruidegom; Kalle bet. bruid.
Jajem uit het Hebr. en bet. daar wijn; nu jenever.
Jofel uit het Hebr. via het Bargoens in onze taal.
Alles kits uit alles güt(es).
Kapsones (Koenen zegt uit Lat. captiones en bet. drogreden, tegenstribbeling).
Kaffer is uit de veehandel afkomstig. Het Hebr. kafri bet. dorpsbewoner en zo betitelden de veekooplui gaarne hun geëerde clientèle.
Lef (Koenen zegt uit het Hebr. en bet. moed, durf).
Lou loene is plat, maar van deftige komaf. Het zijn de statige Hebr. aanvangswoorden van psalm 115.
Majem (Koenen zegt uit het Hebr. via het Barg. in onze taal). We krijgen majem = we krijgen regen.
Mazzel (uit het Hebr. voordeel, geluk, winst).
Mesjokke (uit het Hebr.).
Mokum (uit het Barg.; Koenen zegt uit het Hebr. en bet. daar stad).
Sikker of sjikker uit het Hebr. en bet. dronken.
Sjofel (uit het Hebr., Koenen zegt uit het Duits).
Smoesjes uit het Hebr.-Jiddisj en bet. eigenlijk ‘hetgeen gehoord wordt’).
Slemiel (Koenen zegt uit Duits-Hebr.).
Sof (uit het Hebr. en bet. einde).
Pleite (uit het Hebr. en bet. vlucht).
Ponem
De schrijver zegt aan het eind, dat etymologie van oudsher een terrein is geweest met vrije wandeling. Het terrein van het Jiddisj is lange tijd aan dilettanten overgelaten. Erger is, dat zelfs wetenschappelijke voorlichters op dit gebied op bijzonder onwetenschappelijke wijze te werk zijn gegaan, zie b.v. het hoofdstuk ‘De Jodentaal’ in het Handboek der Ned. Taal II. Ook de laatste druk van Van Dale is niet vrij van misvattingen (zie boven).
Ik herhaal wat ik in het begin gezegd heb: ‘ik ben niet bevoegd tot oordelen’. Laat deze Taalspiegel u aanzetten om het oorspronkelijke art. in Levende Talen te lezen. Volgens mij is de spreker (schrijver) vast en zeker bereid eventuele vragen te beantwoorden.
F.K.