Pleidooi voor practische grootnederlandse werking (2)
Het januarinummer van ‘Neerlandia’ bevatte een beschouwing van de heer G. Wulms uit Sint Truiden, naar aanleiding van een uitspraak van J. Greshoff. De heer Wulms meent, dat deze uitspraak symptomatisch is voor de geestesgesteldheid in Noord-Nederland. Tot op zekere hoogte kan ik met hem meegaan. De gemiddelde Nederlander - we behoeven het nauwelijks te herhalen - is weinig nationaal bewust, laat staan, dat hij zich bewust is van het bestaan van zoiets als de taal- en cultuurgemeenschap van Noord-Nederland en Vlaanderen. Naast de Fransgezindheid van eigen landgenoten is er wellicht niets, wat een flamingant zozeer prikkelt als de geringe steun en sympathie, die hij geniet van zijn stambroeders uit het Noorden. In dit licht bezien is de beschouwing van de heer Wulms bijzonder symptomatisch voor de geestesgesteldheid van veel flaminganten.
Om bij voorbaat alle misverstand uit te sluiten: ik wil geenszins de Noord-Nederlanders vrijpleiten van gebrek aan belangstelling voor de Vlaamse strijd. Ik begrijp bovendien zeer goed, dat dit gebrek aan belangstelling op het humeur van de Vlaamsgezinden moet werken, zoals ook de Noord-Nederlander, die zich wél bekommert om het wel en wee van Vlaanderen, erdoor geërgerd wordt. Als Noorderling heb ik een tijdlang rondgelopen met een soort schuldcomplex tegenover die zo grootnederlandsgezinde Vlamingen. Ik ben dat complex gelukkig kwijtgeraakt, toen ik bemerkte, dat er minstens zoveel flaminganten met een ‘Hollander op hun neus rondlopen’, als er Hollanders zijn, die een bezoek aan Brussel beschouwen als een geschikte gelegenheid om hun - doorgaans niet al te best - middelbare school-Frans wat op te halen. Ook de heer Wulms kent vermoedelijk in zijn omgeving wel een vurig flamingant, die uit onbehagen met de Belgische toestanden grootnederlander werd zonder ooit benoorden de Moerdijk geweest te zijn. Komt deze grootnederlander tenslotte eens in Nederland, dan weet hij veelal niet hoe snel hij zich, ontnuchterd door het verschil tussen de grootnederlandse realiteit en zijn grootnederlandse droom, weer zuidwaarts moet spoeden.
Symptomatisch? Och, niet meer of minder dan de Nederlander, die de Vlamingen - horen we dat in Vlaanderen niet vaak! - in de rug pleegt te schieten.
Van buitenlanders - en Vlamingen en Noord-Nederlanders behandelen elkaar in de praktijk als buitenlanders - hebben we ons doorgaans een aantal clichévoorstellingen eigen gemaakt. De Fransman is frivool, de Duitser een militairist, de Engelsman... enz. enz. Voor de Hollander is de Vlaming een luidruchtige Pallieter, de Vlaming ziet zijn stambroeder als een stijve calvinist. Flaminganten - nu wordt de vergelijking eenzijdig, want voor de flamingant is er in het Noorden in feite geen vergelijkbare grootheid als tegenhanger te vinden - flaminganten hebben soms van de Nederlander een beeld, zoals dat door de heer Wulms geschetst werd: De Nederlanders gedogen, dat het Frans de officiële omgangstaal in Beneluxverband is, de Nederlanders spreken te Brussel bij voorkeur Frans, de Nederlanders laten het Frans te Knokke maar rustig betijen, de Nederlanders laten Franse woorden in hun taal infiltreren, pardon, binnensluipen.
Als we de zaken eens wat minder bevooroordeeld bekeken, dan zouden we misschien ten aanzien van de bovenstaande punten tot vaststellingen als de volgende komen: In Beneluxverband wordt wellicht iets meer Frans gebezigd dan strikt nodig is. De Vlamingen, die België in Beneluxorganen vertegenwoordigen, geven, wat het consequent vasthouden aan het Nederlands als voertaal betreft, de Nederlandse afgevaardigden vermoedelijk geen duimbreed toe.
In Knokke volgen veel Nederlandse toeristen het voorbeeld van veel Vlaamse toeristen, hoteleigenaars en winkeliers. Er zijn Nederlanders, die in Brussel Frans spreken, vaak uit onwetendheid, omdat het merendeel van de in Brussel wonende Vlamingen toegeeft aan de verfransingsdrang en zodoende, wat er nog aan Vlaams karakter in deze stad aanwezig is, voor het oog verloren laat gaan.
De heer Wulms is het toch wel met mij eens, dat, uitgezonderd de tweetalige straatnaambordjes, het stadsbeeld van Brussel Frans is in de ogen van de argeloze en onwetende buitenlander!
Om evenwel het lijstje van grieven verder af te werken, inderdaad worden vaak te klakkeloos Engelse - en in veel mindere mate Franse! - uitdrukkingen overgenomen, hoewel dat op de keper beschouwd toch ook weer meevalt als we bij voorbeeld zien, dat de terminologie van de Franse sportbladen oneindig veel meer Engels bevat dan die van de Nederlandse. En doen we ook niet onophoudelijk moeite om fraaie Nederlandse equivalenten te vinden voor Engelse modewoorden? Zo lanceerde een Nederlands blad niet lang geleden de term ‘tiener’ voor het Engelse ‘teenager’, naar het zich laat aanzien nog met succes ook.
Is het echter niet veel verderfelijker voor een taal, wanneer de syntaxis aangetast wordt? Het Engels bestaat voor driekwart uit woorden, die uit het Frans afkomstig zijn, maar niemand zal toch durven beweren, dat het Engels een bastaardtaal is! Wordt de gaafheid van het Nederlands niet veel meer dan door het ontlenen van bepaalde woorden aan een andere taal, aangevreten door het binnensluipen van syntactische germanismen, anglicismen en vooral van gallicismen?
Het gebruik van uitdrukkingen als ‘zich interesseren aan’, ‘zich verwachten aan’, ‘op punt stellen’, ‘er aan houden’ enz. is toch bij een bepaald gedeelte van de Nederlandstaligen schering en inslag. De heer L. Metzemaekers, Brussels correspondent van het Nederlandse dagblad ‘Het Parool’, schreef hierover in een ingezonden stuk in ‘De Standaard’ van 1 februari j.l. enkele behartigenswaardige dingen. Volkomen terecht merkte hij op, dat dit soort taalbederf de structuur van het Nederlands aantast.
Laat de heer Wulms niet uitsluitend van Nederlanders volmaaktheid eisen, waar bij Vlamingen evenzeer het nodige ontbreekt, nl. een natuurlijk besef van eigen nationale waarden.
Hoeveel procent van de Vlamingen is werkelijk Vlaamsgezind?
Als de - weliswaar fictieve - grootnederlandse natie één duidelijk kenmerk heeft, wat haar onderscheidt van andere taalgemeenschappen in Europa, dan is dat