Taalspiegel 6
Bij de opening van het 46e studiejaar van de School voor Taal- en Letterkunde te 's-Gravenhage op 17 september jl. heeft dr. C.A. Zaalberg, wetenschappelijk hoofdambtenaar van de Rijksuniversiteit te Leiden, docent aan de bovengenoemde school en... lid van het A.N.V., een toespraak gehouden, getiteld
De Taalleraar als Taalpoliticus.
Deze belangrijke en zeer interessante rede is in druk verschenen bij P. Noordhoff N.V. te Groningen (prijs f 1,25).
Spreker begint met uit te leggen het door hem nieuw gevormde woord ‘taalpoliticus’, waarmee hij bedoelt, ‘beoefenaar der taalpolitiek’. Wat is ‘Taalpolitiek’? Onze twee grote woordenboeken (Van Dale en Koenen) zeggen, dat ‘Taalpolitiek’ is politiek op het gebied van de verschillende talen, die in een staat worden gesproken. De voorbeelden liggen voor het grijpen van het taalpolitieke optreden van regeringen, maar ook van particuliere lichamen. België heeft in de afgelopen anderhalve eeuw zijn deel wel gehad van taalwetten, van taalpropaganda, van felle en soms bittere, thans nog niet geheel beslechte taalpolitieke strijd. Dit laatste klinkt wel anders dan wat J. Greshoff heeft geschreven in Het Vaderland van 24 september jl. In zijn bespreking van het door prof. dr. Frank Baur uitgegeven boek over A. Rodenbach schrijft Greshoff: ‘De taalstrijd in de Zuidelijke Nederlanden ligt zo ver achter ons, dat het ons moeilijk valt er ons nu opnieuw in te denken’.
Velen in ons land hebben een taalpolitieke taak: de regering, de gemeentebesturen, maar ook individuen, we denken slechts aan leraren, onderwijzers en ouders. Spreker vervolgt: (zie blz. 6 uitg. Noordhoff): ‘Er zijn ook burgers, die ten aanzien van de taal een speciale taak op zich hebben genomen. Dat zijn ten eerste degenen, die zich hebben georganiseerd in verenigingen zoals het Algemeen Nederlands Verbond en Onze Taal. Zij zijn zich ervan bewust - dat blijkt uit hun lidmaatschap - dat adeldom verplichtingen meebrengt. Onze Taal heeft onlangs in een jaarvergadering als onderwerp van een inleiding gekozen: ‘Onze Taal in het Radionieuws’ (22 oktober was er een congres in het Kurhaus te Scheveningen, waar o.a. behandeld werden: De taal als communicatiemiddel, de ambtelijke taal, de taal in het bedrijfsleven en de taak van de overheid inzake de Nederlandse taal. We komen op al deze inleidingen later terug).
Het A.N.V. heeft in mei een congres gehouden in Gent en uit de onderwerpen, die daar behandeld zijn, blijkt de taalpolitieke wakkerheid van het Verbond zeer duidelijk. Men vraagt zich alleen af: hoe komt het, dat zo weinigen van het bestaan van die verenigingen afweten?
Spreker wijst er verder op, dat er behalve verenigingen ook instellingen zijn, waarbij de taalzorg geen doel, maar middel is en noemt de pers, de uitgeverij, het toneel, de film, de radio en het onderwijs.
Het bewustzijn, dat de taal in de krant aan zekere eisen van correctheid en zuiverheid dient te voldoen, leeft bij onze redacties sterker dan men wel eens zou denken. Jegens de uitgeverij uit spreker de wens, dat deze kieskeuriger zou worden in het aanvaarden van vertalingen. De invloed van het toneel op ons taalgebruik noemde dr. Zaalberg gering, maar groter vindt hij de invloed van film en radio. De film, met name het journaal, wordt geregeld door talloze jongelui aange-